enkel golfje of rimpeltje op. De Nautilus lag
onbeweeglijk; op het plat liepen menschen heen en weer, als zwarte
schimmen in de zee van het electrisch licht. Op dat oogenblik draaiden
wij om een uitstekend rotspunt heen en zagen toen, dat de bijen niet de
eenige dieren waren, die den vulkaan bewoonden. Roofvogels vlogen hier
en daar in de duisternis rond, of vluchtten weg van hun nesten. Het
waren sperwers en havikken; ook liepen er hier en daar, zoo snel zij
konden, schoone en vette trapganzen. Men kan zich de begeerlijkheid
van den Amerikaan voorstellen, toen hij dit smakelijk wild zag, en
welk een spijt hij gevoelde zijn geweer niet bij zich te hebben. Hij
beproefde ze met steenen te raken, en na verscheidene vruchtelooze
pogingen slaagde hij er eindelijk in, een van die prachtige trapganzen
te treffen. Als ik zeg, dat hij twintigmaal zijn leven waagde om het
dier te grijpen, jok ik niet, maar hij vervolgde het beest zoo lang
totdat hij het in zijn zak had.
Wij moesten wederom naar beneden, want wij konden onmogelijk
verder. Boven ons geleek de gapende krater op de opening van een
put. Wij konden den hemel vrij duidelijk zien, en ik zag de wolken
oostwaarts drijven. Een half uur na de laatste heldendaad van
Ned Land, waren wij weer aan den oever. Hier groeide niets meer
dan wat zeevenkel, een klein plantje, dat goed is om gekonfijt te
worden. Koenraad plukte er eenige bosjes van. Verder vonden wij een
menigte schelpdieren.
Hier was een prachtige grot; mijn makkers en ik kregen lust ons op
het fijne zand uit te strekken. Het vuur had de wanden met schitterend
glazuur bedekt. Ned Land betastte ze, als wilde hij onderzoeken hoe dik
zij wel waren; ik kon een glimlach niet onderdrukken. Ons gesprek viel
toen weer op zijn eeuwigdurende plannen om te ontvluchten, en zonder
zijn hoop al te zeer te voeden, kon ik toch deze veronderstelling
maken: dat namelijk kapitein Nemo slechts naar het Zuiden gevaren
was om zijn voorraad sodium te vernieuwen; ik hoopte dus dat hij
nu weer naar de kusten van Europa of Amerika zou varen, waardoor de
Amerikaan dus in de gelegenheid zou zijn, zijn mislukte poging met
beteren uitslag te hervatten.
Wij lagen ongeveer een uur in de schoone grot uitgestrekt, toen
ons gesprek, dat in den beginne vrij levendig geweest was, begon te
verflauwen; zekere slaperigheid overviel ons, en daar ik geen enkele
reden zag om dit tegen te gaan, dommelde ik zachtjes in; ik droomde,
en wie is meester om zi
|