FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29  
30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   >>   >|  
groet. Vervulling vond mijn verlangen. Zoolang al zat ik op den lichten berg, dag na dag, kwijnend van kommer, waar de bruidegom bleef. Nu zijt gij bij mij, kwaamt in mijn woning, o, leven van liefde, onverwacht weerzien, gouden geluk." En Dagdrager lachend: --"Mij martelde zoo lang het verlangen naar uw liefde als u martelde het verlangen naar mij. Nu is het beslist; wij zullen eeuwig te zamen blijven." Hoe Thonarr zijn hamer terug kreeg Thonarr, den Dondergod, doorvlamde de toorn, toen hij uit zijn winterslaap ontwaakte en zijn hamer niet vond. Woedend schudde hij zijn woeste haren en waaienden baard, en hij ging aan het zoeken. Toen was zijn allereerste woord: --"Loge, luister, u alleen wil ik het zeggen; op aarde en in den hemel mag niemand het hooren: mijn hamer is weg." Naar Freya's woning gingen zij samen. Daar was zijn allereerste woord: --"Freya, zoudt gij mij uw vederenkleed kunnen leenen,--dan ga ik mijn hamer halen." Freya antwoordde: --"Dat wil ik u heel graag geven, al was het van goud,--ik zou het u leenen, al was het van zilver." Loge vloog heen, het vederenkleed ruischte, hij vloog onvermoeid van Asengaarde tot hij in het Rijk van de Reuzen kwam. Daar zat op een heuvel Thrym, die de vorst van de Dorstigen is. Honden hield hij aan gouden halsbanden, die blonken als de lichte randen om de wolken, en van zijn merries streek hij de manen glad, die fladderden als grauwe nevelflarden in den wind. Toen hij Loge zag, vroeg hij hem, hoe het met de Asen en met de Alfen ging, en waarom hij zoo alleen naar Reuzenland kwam. Loge antwoordde, dat het den Asen slecht ging en den Alfen ook, en dat hij gekomen was om te vragen, of Thrym het wapen verborgen had van den God, die bliksems slingert. Daarop zeide Thrym: --"Goed verborgen houd ik het wapen van den God, die bliksems slingert, zoo diep onder de aarde als in den tijd gemeten acht maanden van den winter zijn. En niemand zal het mij daar ontnemen, tenzij Freya mij gebracht werd als bruid." Loge vloog heen, het vederenkleed ruischte, hij vloog onvermoeid van het Rijk der Reuzen tot hij in Asengaarde kwam. Daar stond Thonarr in den voorhof, en toen hij hem komen zag, was zijn allereerste woord: --"Zeg, Loge, volbracht gij uw taak even voorspoedig als uw tocht? Vertel mij alles van verre: wie zit verzuimt soms iets te zeggen, en leugens verzint men als men ligt." En Loge verhaalde, dat hij zijn taak even voorspoedig volb
PREV.   NEXT  
|<   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29  
30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   >>   >|  



Top keywords:
Thonarr
 

allereerste

 

vederenkleed

 
verlangen
 

leenen

 
voorspoedig
 

antwoordde

 

Asengaarde

 

ruischte

 

niemand


alleen

 
zeggen
 

verborgen

 

slingert

 

bliksems

 

Reuzen

 

onvermoeid

 

martelde

 

woning

 
gouden

liefde

 

vragen

 
gekomen
 

Daarop

 

lachend

 

Dagdrager

 

nevelflarden

 
grauwe
 

fladderden

 
kwaamt

Reuzenland

 

waarom

 

slecht

 

Vertel

 
verzuimt
 

verhaalde

 

weerzien

 
verzint
 

leugens

 

volbracht


ontnemen

 
winter
 

maanden

 

gemeten

 

streek

 

tenzij

 

gebracht

 

voorhof

 

wolken

 

hooren