lijk leefden zij samen, en teelden een grootsch geslacht van
koninklijke kinderen.
Zoo ontstond de stand der edelen.
De jonge koning kende alle runen van oude tijden, had de macht om
zieken te genezen, vijandelijke zwaarden bot te maken, stormen te
bedaren, vuur te dooven, vogels te verstaan, en leed te lenigen. Hij
was zoo sterk van spieren als acht mannen te zamen. Meer zelfs dan
de wijze Oerman kende de koning, en hij was in alle weten ervaren.
Eens reed een van zijn edele zonen door het wilde woud ter jacht, en
luisterde naar het zingen van de vogels. Toen krijschte er een kraai,
en zeide tot den jongen edeling:
--"Vorstenkind, wat voert u hierheen om naar vogels te luisteren? Op
strijdrossen rennen, en helden vellen is betere taak voor u dan de
jacht. Wie na u komen zullen meer burchten bezitten, en grooteren
roem verwerven: op snelle schepen zullen zij over de wereld zeilen,
en overal de teekenen toonen, die het zwaard hun bloedig sloeg"
HELDENSAGEN
De Welandsage
Er was een koning in Zweden, die Nijdhod heette. Twee zonen had hij,
en ene dochter, wier naam Bodwild was.
Ook leefden daar terzelfder tijd drie tooverkundige bergbewoners. Zij
waren broeders. De oudste heette Slagfid, de tweede Egil en de derde
Weland. Zij waren gewoon op sneeuwschoenen te loopen, en maakten
jacht op wilde dieren.
Eens kwamen zij in Wolvendal en bouwden er zich een huis dicht bij
een water, dat Wolvenmeer genoemd werd. Op zekeren dag, vroeg in den
morgen, dat de drie broeders op jacht waren gegaan, kwamen over het
uitgestrekte Zwartwoud meisjes uit het Zuiden gevlogen. Zij droegen
helmen op het hoofd en zochten of er ook ergens werd gevochten. Toen
zij niets zagen, zetten zij zich aan het strand van Wolvenmeer neder,
en sponnen er de kostbare draden van het lot. Hare zwanenkleeren lagen
in de nabijheid, want zij waren Walkuren. Twee van haar waren dochters
van koning Lodwer: de zwaanwitte Ladgud, en Herwor, de Alwijze. De
derde echter was Aalrune, de dochter van Kiar, koning van Walland.
Toen de drie broeders terugkwamen uit de bergen, en de vrouwen zagen,
namen zij haar mede naar hunne woning. Egil koos Aalrune, en vleide
zich aan haar blanken boezem neer; Slagfid nam de zwaanwitte Ladgud,
en Herwor, de derde, omhelsde Weland. Zij bleven zeven winters lang bij
elkaar. Maar in den achtsten winter voelden de vrouwen een rusteloos
verlangen naar haar eigen werk, en in den negende kon niets haar
weerhouden. E
|