FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69  
70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   >>   >|  
hebt niet, als Siegfried, een draak gedood, die schatten bewaakte, en de rotsen van den goud-rijken Rijn zijn ver van uw woning verwijderd." Weland antwoordde den koning: --"Kent gij Ladgud en Herwor niet, Lodwers rijke dochters, en Aalrune, die een kind van koning Kiar is? Ik had nog grootere schitterende schatten, toen ik met Alwijze zoo gelukkig was." 's Konings krijgslieden namen den gevangen Weland op en brachten hem naar het paleis van Nijdhod. De koningin, die buiten stond, zag hen aankomen en zij zeide tot zichzelf, terwijl zij naar binnen ging: --"Het ziet er niet goed uit, voor wie daar uit het woud komt." Nijdhod gaf den gouden ring, dien hij uit Welands woning medegenomen had, aan zijn dochter Bodwild ten geschenke. Zelf echter behield hij het scherpe zwaard dat aan Weland had toebehoord. Toen sprak de koningin tot den koning: --"Welands oogen schitteren als die van slangen. Zijn tanden zullen van woede wel knarsen, als hij zijn zwaard ziet en den ring herkent aan Bodwilds arm. Snijd hem de kniepezen door en laat hem zoo in Zeestad zitten!" Dit geschiedde. Men sneed hem de pezen van de knieen door, en hij werd op een eiland gezet, dat in de nabijheid van het land lag en Zeestad heette. Daar moest hij voor den koning allerlei sieraden smeden, en niemand durfde hem te naderen als de koning alleen. Slapeloos zat er Weland en hanteerde den hamer. Hij dacht hoe nu aan Nijdhods gordel het glanzende zwaard hing, waarvan hij de snede had geslepen zoo goed hij kon, dat hij gehard had met hamerende handen, en dat hem nu ontnomen was en nooit meer in zijn werkplaats zou worden gebracht. En hij dacht aan den roodgouden ring van zijn heerlijke Herwor,--en die nu aan Bodwilds arm blonk. Zoo zat hij en smeedde sieraden voor Nijdhod, knarsend van woede, onmachtig tot wraak. Maar op zekeren dag kwamen Nijdhods jeugdige zonen naar Welands werkplaats. Voorzichtig slopen zij naar binnen, openden de kist, waarin de kostbaarheden waren, en keken er in. Daar zagen zij schitterende schatten, en zij vroegen schuchter aan Weland: --"Is al dat glinsterende echt goud?" Weland wendde het hoofd om en zag de beide koningskinderen. Toen rijpte er plotseling een plan tot wraak, en hij zeide: --"Kinderen, komt morgen heimelijk bij mij, dan zal ik u schatten ten geschenke geven. Maar zegt het niet aan de knechten en meiden, verbergt voor iedereen, dat gij bij mij waart." Den volgenden morgen, al heel vroeg, z
PREV.   NEXT  
|<   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69  
70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   >>   >|  



Top keywords:
Weland
 

koning

 

schatten

 
zwaard
 

Welands

 
Nijdhod
 

Bodwilds

 

koningin

 

Zeestad

 

woning


geschenke

 
werkplaats
 

binnen

 

morgen

 

schitterende

 

sieraden

 

Herwor

 

Nijdhods

 

knechten

 
Slapeloos

gordel

 

roodgouden

 
waarvan
 

glanzende

 

heerlijke

 

gebracht

 

naderen

 
alleen
 

geslepen

 
ontnomen

handen

 

hamerende

 

gehard

 

hanteerde

 
worden
 

jeugdige

 

wendde

 
glinsterende
 

schuchter

 

koningskinderen


rijpte

 
iedereen
 

heimelijk

 

plotseling

 

Kinderen

 

vroegen

 

verbergt

 

meiden

 

kwamen

 

knarsend