n, ook niet
wanneer zij aan uw huis verwant zou zijn, en mij een kind in konings
zalen werd geboren.--Zoo ga dan in de werkplaats, die gij voor Weland
bouwdet, en zie er de balken, die druipen van bloed. Daar sloeg ik
uw kinderen met hevigen slag het hoofd af, en verborg hun voeten
onder den haard. Maar hun schedels zette ik in zilver, en zond ze
aan Nijdhod, maakte van hun oogen edelsteenen, voor de sluwe moeder
een schitterend geschenk, en smeedde uit de tanden van haar twee
broeders een blinkend sieraad van Bodwilds borst. En Bodwild zelf,
uw beider eenige dochter, gaat en draagt mijn kind."
Toen sprak Nijdhod:
--"Geen woord, Weland, heeft ooit mij heftiger getroffen,--geen woord
wensch ik zoo streng te straffen als dit."
Maar lachend vloog Weland de lucht in. Nijdhod stond, en staarde hem
na, vernietigd van smart.
Daarop zeide de koning:
--"Dankraad, gij wiens raad ik zoo dikwijls dankend aanvaardde, ga,
en ontbied de blonde Bodwild hier. Ik wil haar verhooren."
Toen Bodwild gekomen was, zeide de koning:
--"Is het waarheid, Bodwild, wat Weland mij zeide? Waart gij te zamen
met hem?"
En Bodwild sprak:
--"Het is waarheid, koning, wat Weland u zeide. Wij waren te zamen,
alleen. Ach, had ik toch nooit dat nooduur beleefd! Maar ik deed
het ontwetend, deed het onwillend, ik kon niet weerstaan, kon Weland
niet weren."
Helgi, Zwaardwachts zoon
Koning Zwaardwacht had drie vrouwen. De eerste heette Alfheld, wier
zoon Hedin was; de tweede heette Zeerit, wier zoon Schemerling was;
de derde heette Zinrood en haar zoon was Sluimerling.
Koning Zwaardwacht had gezworen, dat hij de schoonste vrouw zou
trouwen, die hij vinden kon. Eens vernam hij, dat koning Slaapner
een zeer schoone dochter had, wier naam Sieglinde was. Atli, den
zoon van een zijner edelen, die Idmond heette, zond hij uit om de
hand van Sieglinde te vragen.
Een winter lang verbleef deze edelman met zijn volgelingen aan koning
Slaapners hof. Glanswolk echter, een hoveling van den koning, die de
verpleger van Sieglinde was, en zelf eene dochter had, die Alof heette,
raadde zijn koning aan Sieglinde niet aan Atli mede te geven. Toen
ging Atli heen.
Maar voor hij heenging stond hij op zekeren dag voor een boschje lage
boomen. Daar zat een vogel in de takken, en deze had gehoord, dat
Atli's volgelingen de vrouwen van Zwaardwacht de mooiste vonden. Toen
zeide de vogel:
--"Hebt gij Sieglinde, Slaapners dochter, wel gezien, dat gij de
|