zouden. Alle
krachten verslapten, de armen zonken neer, onmacht vloog door den
adem van den nacht en verwarde de zinnen van alle wezens.
Toen nogmaals dreef de dag zijn paarden uit de diamanten poort. Over de
aarde glansden de schitterende manen van Lichthaar, die de zonnewagen
tegen den hemel op trekt. Ver in het Noorden, onder den uitersten
wortel van den wereldboom, gingen dwergen en reuzen en spoken en
nachtgestalten en zwartalfen schuil.
De goden stonden op, toen de nacht naar Nevel land daalde, en over
de luidschallende brug schreed Helderwit, de hoornwachter, naar den
burcht van de goden.
Billings Dochter
Slechts wie diep in eigen gemoed een smachtend begeeren beleefde,
kent de in volle bewustheid geleden smart van onvervuld verlangen.
Ook Wodan leerde dat leed, toen hij eens een meisje beminde. Zij
sluimerde toen hij haar zag,--wit was zij als de sneeuw in den winter,
wanneer de zon erop schijnt. Vorstenvreugde vond hij van weinig waarde,
als hij met zijn geliefde maar leven kon, aan haar met lichaam en
ziel kon behooren.
Zij was de dochter van Billing, den winterreus. En zij zeide tot Wodan:
--"Wanneer gij mij als vrouw wilt bezitten, kom dan heimelijk hier
tegen den avond. Want groot zou de schande zijn als meerderen van
zulk een zonde iets wisten."
Toen ging Wodan weg. Hij hoopte op den heerlijken avond, dat Billings
dochter hem haar gunst en geluk zou geven.
Zoodra het donker werd, keerde Wodan weder. Maar ondoordringbaar
brandden de wintervuren om de verblijfplaats van zijn geliefde,
en met vlammende fakkels werd hij verdreven.
Den volgenden avond ging hij nogmaals naar het meisje. Nu waren
haar wachters allen in slaap, maar aan haar bed gebonden gromde een
winterwolf Wodan tegen en weerde hem af.
Zoo smaadde hem telkens het sluwe meisje. Had hij, in ruil voor dien
smaad, haar tenminste slechts eenmaal kunnen bezitten!
Wodan bij Stormsterk
Wodan en Frigga wandelden door de ruime hallen van Walhalla. Toen
zeide Wodan tot zijn vrouw:
--"Frigga, wat raadt gij mij aan? Ik heb veel zin om een bezoek te
brengen aan Stormsterks woning. De geweldige wijsheid van dien reus
prikkelt mij al sinds lang. Vele dingen heb ik gezien, maar ik weet
nog niet hoe Stormsterk woont."
Frigga antwoordde hem:
--"Ik zou wel al mijn best willen doen, dat gij, Vader van goden en
menschen, hier zoudt blijven. Want Stormsterk acht ik den geweldigsten
van alle reuzen. Maar als gij wilt gaan kan i
|