efhad, reeds voor zij hem zag.
Toen sprak Helgi tot haar:
--"Siegrune, wees niet bevreesd voor de woede van Hagen en voor de
bedreigingen van uw bloedverwanten. Gij zijt nu mijn mooie meisje,
heb daarom geen angst voor den geweldigen Hadubrant. Want ik zal met
hem strijden."
Toen zond Helgi boden uit over landen en zeeen om uit verren omtrek
de krijgslieden op te roepen, en hij gaf hun overvloedig geld mede
om onder de helden en hun zonen te verdeelen.
Al spoedig kwamen van alle kanten honderden mannen op van goud
schitterende schepen aan. Helgi vroeg of men de schepen en de mannen
geteld had. Maar de zoon van een koning zeide:
--"Het zou lang duren eer alle schepen geteld waren, die volbemand met
krijgers in de Pijlsond liggen. Er zijn zeker twaalfhonderd moedige
mannen,--maar in Hoogland staan er nog wel de helft meer. Zij allen
zijn klaar om den koning te volgen. Hevig zal er gevochten worden!"
Toen de morgen aangebroken was, de tenten op de schepen waren
neergehaald, en alle helden ontwaakt waren, werden de zeilen aan
de knarsende katrollen geheschen. Men roeide de schepen buiten de
haven met zulk een kracht, dat de randen der schilden rammelend tegen
elkander stieten, en op de open zee gekomen, zeilde de geheele vloot
als een vlucht vlugge vogels weg van het land.
Spoedig echter stak een hevige storm op. Hooggaande golven sloegen
luid tegen den boeg van de schepen, zooals de branding tegen bergen
beukt, en heel de zee was een dreigende deining. Toen liet Helgi de
zeilen strijken van de hooge masten, maar boven op de wolken verscheen
Siegrune, bedaarde den storm en het woelende water en redde de schepen
van den koning, toen zij dicht bij Rotsenland gekomen waren.
Rustig zeilde de vloot door den avond verder en naderde Schildhoogte,
Daar zaten op een berg de zonen van Grijswolk en zagen hoe de schepen
recht op hun land aanhielden. Goentmond, een van hen, sprong op
zijn paard en rende den berg af naar het strand, om te zien wat er
gebeurde. Juist toen hij daar aankwam, streken de Welsingen de zeilen
en Goentmond sprak tot hen:
--"Welke vorst is met die vloot en dat vele volk hierheen gekomen om
strijd te brengen in ons land?"
Binder, een van de helden, die op Helgi's schip waren meegekomen,
bond een rood schild met gouden rand aan den mast vast. Hij woonde aan
het strand van de zee en was gewoon zelfs tegen den hevigsten storm
op te spreken. Daarom sprak hij nu met zeer luide stem tot Goentmond
|