o wreedelijk te mishandelen?
Doch zonder hem te aanhooren, riep de heremiet:
--Luieriken! gij verliest den moed. Als de vuisten moede zijn, zijn
de voeten het immers nog niet! Zijn er onder U, die beenen hebben om
te vluchten als hazen? Wat doet het vuur uit de steenen springen? Het
ijzer, dat er op slaat!
Op die woorden gingen die onnoozele pelgrims voort te vechten met
helmen, met handen en met voeten, 't Was een verwoede strijd, waarvan
Argus met zijn honderd oogen niets hadde gezien dan stofwolken en
hier en daar de punt van een helm.
Doch eensklaps begon de heremiet te kleppen. Pijpen, trommelen,
trompetten en schalmeien en het oudroest staakten hun gedruisch,
tot teeken van vrede.
De pelgrims brachten nu hunne gekwetsten bijeen. Er waren er, wier
tong, gezwollen van gramschap, uit den mond hing. Maar die ging van
zelve in hare verblijfplaats terug. Moeilijker was het om de helmen
af te trekken, die tot ver over de ooren zaten. Zij schudden den kop
en bleven hem schudden: de helmen waren vast gelijk groene pruimen
aan den boom.
Doch toen sprak de heremiet:
--Leest elkeen een ave en keert terug naar uw wijf. En binnen negen
maanden zullen evenveel kinderen meer in het baljuwschap zijn, als
heden 't gevecht dappere strijders telde.
En de heremiet zong het ave voor, en allen zongen het mee. En de
klok klepte.
De heremiet zegende hen in name van Onze Lieve Vrouwe van Rindbisbels
en sprak tot de pelgrims:
--Gaat in vrede!
En roepend en stompend en zingend, trokken zij naar Meiborg terug. Al
de vrouwen, oude en jonge, wachtten hen op den dorpel van de huizen,
waar zij binnenvlogen als soldeniers in een stormenderhand veroverde
stad.
De klokken van Meiborg luidden al te gader: de jongens floten, riepen,
speelden op den rommelpot.
Pinten en stoopen, bekers en glazen gingen lustig aan 't klinken en
rinkelen. En de wijn vloeide in de kelen als een stroom in de zee.
Terwijl de klokken luidden en de wind, bij vlagen, aan Klaas 't gezang
van mannen, vrouwlieden en kinderen bracht, vroeg hij opnieuw aan den
heremiet, welke hemelsche gratie die sukkelaars hoopten te verkrijgen,
na die hardhandige oefeningen.
Lachend antwoordde hem de heremiet:
--Op die kapel daar, ziet ge twee gekapte beelden, die twee stieren
voorstellen. Zij staan daar ter herinnering aan het mirakel van den
heiligen Martinus, die twee ossen in stieren veranderen deed, door
hen met de horens te doen vechten. Daarna streek
|