gd zijn om aan het bestaan van een
reusachtigen eenhoorn te gelooven.
"De gewone zee-eenhoorn bereikt soms eene lengte van zestig voet. Neem
die afmeting nu vijf- of zelfs tienvoudig; geef aan dit beest eene
kracht evenredig aan zijne grootte, verzwaar zijn hoorn en gij hebt
het bedoelde dier. Dan heeft het afmetingen zooals de officieren van
de Shannon die hebben beschreven, een hoorn sterk en zwaar genoeg
om een gat in de Scotia te booren, en kracht in overvloed om de kiel
van een stoomschip aan te tasten.
"De eenhoorn toch is met een soort van ivoren spoor of met een
hellebaard gewapend, zooals sommige natuurkenners dit voorwerp
beschrijven. Het is een slagtand zoo hard als staal; men heeft
eenige van die tanden gevonden, waarmede het lichaam van walvisschen
doorboord was; deze visch namelijk wordt door den eenhoorn altijd
met goeden uitslag aangevallen. Anderen werden niet zonder inspanning
uit den romp van schepen getrokken, welke zij geheel doorboord hadden,
evenals een drilboor door een vat gaat. Het museum van de geneeskundige
faculteit te Parijs bezit een van die hoorns, welke eene lengte van
2.25 en onderaan eene breedte van O.48 meter heeft.
"Welnu, veronderstel zulk een wapen tienmaal zoo sterk, en het dier
tienmaal zoo krachtig; verbeeld u, dat het zich met eene snelheid
van twintig kilometer in het uur beweegt; vermenigvuldig het gewicht
met de snelheid, en gij verkrijgt tot resultaat een schok, die wel
in staat is om het bedoelde ongeluk te veroorzaken. Voordat ik nader
word ingelicht houd ik het er dus voor dat het een zee-eenhoorn is
geweest van verbazende grootte, niet met een hellebaard, maar met eene
wezenlijke spoor gewapend, zooals gepantserde fregatten of ramschepen
die hebben. Zoo zou dit onverklaarbaar verschijnsel zijn opgelost,
of--er moet niets bestaan, in weerwil van al hetgeen men gegist,
gezien en gevoeld heeft, hetgeen ook nog wel mogelijk is."
Die laatste woorden waren niet vrij van lafhartigheid, maar ik wilde
tot op zekere hoogte mijne waardigheid als professor ophouden, en door
de Amerikanen niet worden uitgelachen. Ik hield een achterdeurtje open,
doch in den grond der zaak geloofde ik aan het bestaan van een monster.
Mijn stuk werd druk besproken, en kreeg daardoor heel wat
ruchtbaarheid; ik had een zeker aantal menschen op mijne hand; de
oplossing, welke ik gaf, leverde overigens stof genoeg op om aan de
verbeelding vrij spel te laten. De menschelijke geest schept behagen
|