an
2000 dollars, welke uitbetaald zou worden aan iedereen, matroos of
kajuitsjongen, bootsman of officier, die het dier zou aanwijzen. Men
kan denken hoe de oogen aan boord van de Abraham Lincoln zich
inspanden.
Ik voor mij bleef bij de overigen niet achter, en ik liet aan
niemand mijn aandeel in het dagelijksch uitkijken over. Het fregat
zou honderdmaal eerder Argus hebben moeten heeten. Koenraad alleen
was onverschillig voor de zaak, welke ons allen gespannen hield,
en deelde niet in de algemeene geestdrift.
Ik heb reeds gezegd dat kapitein Farragut het fregat zorgvuldig
voorzien had van allerlei werktuigen om den grooten visch te
vangen. Een walvischvaarder zou niet beter zijn uitgerust. Wij hadden
alle mogelijke instrumenten, van den harpoen, die met de hand geworpen
wordt, tot de met weerhaken voorziene pijlen, die door donderbussen, en
de ontplofbare kogels, welke door ganzenroeren worden afgeschoten. Op
den voorsteven stond een voortreffelijk achterlaadkanon, met dikke
wanden en nauwe ziel, waarvan een model op de tentoonstelling van 1867
zou worden ingezonden. Dit prachtige stuk geschut van Amerikaanschen
oorsprong slingerde een puntkogel van vier kilogram op een gemiddelden
afstand van zestien kilometer.
De Abraham Lincoln miste dus geen enkel vernielingswerktuig, maar
zij had nog beter, namelijk Ned Land den koning der harpoeniers.
Ned Land was uit Canada afkomstig, en wist zoo buitengemeen handig
met den harpoen om te gaan, dat hij in dat gevaarlijk bedrijf zijn
gelijke niet had. Hij was behendig en koelbloedig, stout en listig
in de hoogste mate, en het moest wel een slimme walvisch, of een
bijzonder listige potvisch zijn, die aan zijn harpoen ontsnapte. Ned
Land was omstreeks veertig jaar oud; hij had eene lengte van meer
dan zes Engelsche voet, was forsch gebouwd, had een ernstig gelaat,
sprak weinig, was soms erg driftig en werd zelfs woedend als men hem
tegenwerkte. Zijn persoon trok de opmerkzaamheid tot zich, en zijn
doordringend oog gaf eene zonderlinge uitdrukking aan zijn gelaat.
Ik geloof dat de kapitein wijs gehandeld had met dien man voor den
tocht aan te werven. Hij was, wat de scherpte van zijn blik en de
kracht van zijn arm aangaat, alleen eene geheele equipage waard. Ik kan
hem nergens beter bij vergelijken dan bij een krachtigen verrekijker,
die tegelijk voor kanon kan dienen.
Wie van Canada spreekt denkt aan Frankrijk, en hoe weinig Ned Land
zich ook met anderen bemoeide, moet
|