rde het fregat
zijne snelheid om het afgebakende vaarwater te houden, hetwelk met
eene bocht door de binnenbaai bij Kaap Sandy-Hook loopt, en stoomde
strijkelings voorbij deze zandige landtong waar duizenden toeschouwers
het nog eens toewuifden.
De vloot van scheepjes en booten volgde het fregat nog altijd en
verliet het niet eer dan op de hoogte van het vuurschip, welks beide
lichten den ingang van het nauwe vaarwater te New-York aanduiden.
Het sloeg toen drie uur. De loods ging weer in zijne boot en roeide
naar den schoener, die hem onder den wind wachtte. De vuren werden
aangestookt, de schroef draaide sneller in de golven, het fregat liep
langs de gele en lage kust van Long-Island, en om acht uur des avonds
stoomde het met volle kracht over de grauwe golven van den Oceaan
voorwaarts na in het noordwesten de vuur-bakens van Fire-Island uit
het oog te hebben verloren.
HOOFDSTUK IV
Ned Land.
Kapitein Farragut was een flink zeeman, en het fregat waard dat hij
commandeerde. Zijn schip en hij vormden slechts een geheel; hij was
er de ziel van. Hij twijfelde geen oogenblik aan het bestaan van den
eenhoorn, en hij duldde niet dat men daarover aan boord twistte. Hij
geloofde er aan, zooals sommige oude wijven aan het bestaan van den
Leviathan gelooven, uit geloofsovertuiging, niet door redeneering. Het
monster bestond, hij zou er de zee van bevrijden, dit had hij
gezworen. Het was een soort van ridder van Rhodus, een Dieudonne
de Gozon, die de slang opzocht, welke dit eiland verwoestte. Of de
kapitein zou den eenhoorn dooden of dit dier zou den kapitein dooden;
een middelweg bestond er niet. De officieren deelden het gevoelen
van den commandant. Men had ze eens moeten hooren spreken over de
verschillende kansen eener ontmoeting, en den uitgestrekten Oceaan zien
bekijken. Meer dan een hield vrijwillig de wacht op de bramsteng,
die zulk een baantje onder andere omstandigheden zou verwenscht
hebben. Zoolang de zon hare dagelijksche loopbaan aan den hemel
beschreef, zat het want vol matrozen, wien de planken onder de voeten
brandden zoodat zij op het dek niet konden blijven staan. En toch
kliefde de Abraham Lincoln de golven van den Grooten Oceaan nog niet!
Wat de equipage betrof, deze verlangde niets liever dan om den
eenhoorn te ontmoeten, hem te harpoenen, aan boord te hijschen en
aan stukken te snijden; de matrozen bekeken de zee met bijzondere
oplettendheid. Bovendien had de kapitein gesproken van eene som v
|