elder, op vijf mijl in den wind van de Abraham
Lincoln. Niettegenstaande den afstand en het geraas van wind en zee,
hoorde men het dier duidelijk met den vreeselijken staart slaan,
en zelfs ademhalen. Het scheen dat als het beest aan het oppervlak
der zee kwam om adem te halen, de lucht met zooveel geweld in zijne
longen drong, als de stoom in de groote ketels van eene machine van
2000 paardekracht.
"Nu," dacht ik, "een walvisch zoo sterk als een regiment ruiterij,
dat is nog al zoo iets!"
Men bleef tot aan het aanbreken van den dag op zijne hoede en
bereidde zich voor op den strijd. De vischtoestellen werden langs de
verschansingen gereed gemaakt. De tweede stuurman liet de donderbussen
laden, die een harpoen een kilometer ver werpen, en lange ganzenroeren
met ontplofbare kogels gereed maken, welker wond doodelijk is, zelfs
voor de grootste dieren. Ned Land had zich vergenoegd met zijn harpoen
klaar te maken, een vreeselijk wapen in zijne hand.
Om zes uur begon de dag aan te breken, en bij de eerste stralen van
het morgenlicht verdween de electrieke glans van den eenhoorn. Om
zeven uur was het helder dag, maar een dikke nevel belette ver om
zich heen te zien, en de beste kijkers konden er niet doorheen boren;
dientengevolge was men aan boord teleurgesteld en boos.
Ik klom in den bezaansmast; eenige officieren zaten reeds in de toppen
der masten. Om acht uur begon de mist langzaam op te trekken. De
gezichteinder verwijdde zich en werd helder, evenals den vorigen dag
liet zich nu plotseling de stem van Ned Land hooren: "Daar is het ding
weer, achter ons, aan bakboord," riep de harpoenier. Aller blikken
richtten zich naar het aangewezen punt. Daar stak op anderhalven
kilometer van het fregat een langwerpig zwart lichaam uit de golven;
het dier sloeg geweldig met den staart en liet eene massa zog achter
zich. Nimmer nog was de zee met zulk eene kracht door een staart in
beweging gebracht; eene lange streep helder wit schuim duidde den
weg van het dier aan en beschreef eene lange bocht.
Het fregat naderde den visch; ik beschouwde het beest zoo nauwkeurig
mogelijk. De rapporten van de Shannon en de Helvetia hadden de
afmetingen wat vergroot, en ik hield het er voor, dat het beest
slechts 250 voet lang was. Moeielijk kon ik nagaan hoe dik het was,
maar het dier scheen mij over het algemeen in zijne afmetingen goed
gevormd te zijn.
Terwijl ik dit wonderbare verschijnsel stond te bekijken, spoot het
twee stralen d
|