lichaam
doordringt."
"Juist Ned; derhalve ondergaat gij 32 voet onder water eene drukking
van 17568 kilogram; en zoo voortgaande hebt gij bijvoorbeeld op
eene diepte van 32000 voet een gewicht op u van 17,568,000 kilogram,
gij zoudt dan zoo platgedrukt zijn, alsof gij uit eene hydraulische
pers kwaamt."
"Drommels," zeide Ned.
"Welnu mijn waarde harpoenier, als gewervelde dieren van eenige
honderden meter lang, en dik naar evenredigheid, zich in zulke diepten
ophielden, zouden zij omdat de oppervlakte van hun lichaam zooveel
grooter is, een gewicht van millioenen maal millioenen kilogrammen te
dragen hebben; en bereken dan maar eens welk een weerstandsvermogen
hun skelet en welke kracht hun samenstel hebben moet om zulk eene
drukking te weerstaan."
"Dan zouden ze van achtduims staalplaten gemaakt moeten zijn, zooals
de gepantserde fregatten."
"Zoo is het Ned, en denk dan eens aan de verwoesting, welke zulk een
massa kan te weeg brengen, als zij met de snelheid van een spoortrein
tegen den romp van een schip aankomt."
"Ja ... inderdaad ... misschien", antwoordde Ned, in de war gebracht
door de cijfers, hoewel hij zich nog niet wilde gewonnen geven.
"Welnu, heb ik u overtuigd?"
"Gij hebt mij van eene zaak overtuigd, mijnheer de natuurkenner,
en dat is dat als zulke dieren in de diepten der zee bestaan, zij
noodzakelijk zoo sterk moeten zijn als gij zegt."
"Maar als zij niet bestaan, koppige harpoenier, hoe verklaart gij
dan het ongeluk van de Scotia?"
"Het is misschien...." zeide Ned aarzelend.
"Wat dan?"
"Omdat ... omdat het niet waar is!" antwoordde Ned, terwijl hij
zonder het te weten een beroemd antwoord van Arago herhaalde. Doch
dit antwoord bewees de stijfhoofdigheid van den harpoenier en anders
niets. Dien dag klampte ik hem niet verder aan boord. Het gebeurde
met de Scotia kon niet ontkend worden; het gat bestond, en men had dit
moeten dicht maken, dat wel het beste bewijs zal zijn voor het bestaan
van het lek. Dat gat was er niet van zelf ingekomen, en omdat het
niet door onderzeesche rotspunten of onzichtbare vernielingswerktuigen
er ingeboord was, moest het natuurlijk aan het werktuig van een dier
worden toegeschreven.
Volgens mij was het dier om alle opgesomde redenen een eenhoorn; om
dien behoorlijk te kennen moest men het onbekende monster in stukken
kunnen snijden; om het stuk te snijden moest men het vangen; om het te
vangen harpoenen, en dat was de zaak van Ned Land, om het
|