zich in
Eton of Oxford gedroomd hadden; type, waarin de ontwikkeling van een
geleerde samenvloeide met de distinctie en manieren van een man van de
wereld.
Zijne wijze van kleeden, zijn doen en laten oefenden zeer grooten
invloed uit op de jonge fatjes van de May-fair bals en de
Pall-mallclub, die hem in alles wat hij deed en droeg, volgden en
nadeden. En hoewel hij maar al te klaar stond om de pozitie aan te
nemen, die hem dadelijk na zijne meerderjarigheid werd toegekend en
werkelijk een fijn genot vond in de gedachte voor Londen te kunnen
zijn, wat de auteur van den Satyricon eens voor het keizerlijke Rome
van Nero geweest was, wenschte hij toch, diep in zijn hart, iets meer
te zijn dan een arbiter elegantiarum, dien men kon raadplegen over hoe
te dragen een juweel, hoe te binden een das of te houden een stok. Hij
zocht een nieuw schema van het leven uit te spinnen, dat beredeneerd
zou zijn van filozofie en geordend van principe, en waarin de
vergeestelijking der zinnen het hoogste doel zou zijn. De eeredienst
der zinnen was dikwijls, en met zeer veel recht, veroordeeld geworden,
omdat de mensch een natuurlijk instinct van vrees had voor gevoelens
en passies, sterker dan hemzelven, en gevoeld met de lager
geoerganiseerde uiterlijkheid van het bestaan. Maar het scheen Dorian
Gray, dat de ware natuur der zinnen nooit was begrepen en dat zij
woest en dierlijk bleven omdat de wereld ze trachtte te onderdrukken
door uithongering of ze te dooden door marteling; in plaats van te
streven ze tot elementen van nieuwe spiritualiteit te herscheppen,
waarin instinct voor het schoone de overheerschende karaktertrek zou
zijn. Ziende op den mensch, zich als een schim voortbewegend in de
Historie, doorspookte hem een gevoel van oneindig verlies. Zooveel was
er opgeofferd en met welken uitslag? Extatische, willekeurige
ontzeggingen, monsterachtige zelfmartelingen en onthoudingen,
voortkomend uit angst, uitloopende in eene schande, oneindig
verschrikkelijker dan die, welke zij in hun onschuld hadden gezocht te
ontvluchten, nu de natuur, in haar vreemde ironie, den anachoreet
dreef zich te voeden samen met de dieren der wildernis en den hermiet
de beesten van het veld tot makkers gaf.
Ja, er zou, zooals Lord Henry geprofeteerd had, een nieuw Hedonisme
komen, dat het leven zou herscheppen, en redden van het ruwe harde
puritanisme, zoo vreemd herlevend in onzen tijd. Het zou natuurlijk
ten dienste staan van het intellect; maar zou h
|