--Dat heb ik niet gezegd, Harry; ik zei, dat het mij zoo betooverde.
Daar is een groot verschil in.
--Zoo, heb je dat nu ontdekt? fluisterde Lord Henry. En zij gingen in
de eetzaal.
XI.
Gedurende verscheiden jaren kon Dorian Gray den invloed van dit boek
niet van zich afschudden. Misschien is het juister te zeggen, dat hij
het nooit met kracht poogde. Hij bestelde uit Parijs niet minder dan
negen prachtexemplaren en liet ze in verschillende kleuren binden,
opdat zo met de veranderlijke buien en wisselende stemmingen zijner
natuur, die hij in het geheel niet meer scheen te kunnen beheerschen,
in harmonie zouden zijn. De held, een jong Parijzenaar, in wien het
romantische en het wetenschappelijke temperament zoo vreemd
dooreengemengeld was, werd hem als een type van zichzelven. En
inderdaad scheen het hem toe of het boek zijne eigen levensgeschiedenis
bevatte, geschreven voor hij nog geboren was.
In een opzicht was hij gelukkiger dan de fantastische held uit zijn
roman. Hij kende nooit, behoefde ook trouwens nooit te kennen, dien
grotesken angst, voor spiegels, gepolijste metalen en stille waters,
dien de jonge Parijzenaar reeds vroeg in zijn leven leerde kennen,
door het plotselinge verval van zijne, eens buitengewone, schoonheid.
Het was met bijna een wreed genot,--en misschien schuilt er in ieder
genot, zoowel als in ieder genoegen een zweempje wreedheid--dat hij
het laatste gedeelte van het boek las, dat gedeelte met de tragische
wel wat overdreven beschrijving van het verdriet en de wanhoop van
iemand, die zelve verloren had, hetgeen hij bij anderen in de wereld
het meest op prijs stelde.
Want die bizondere schoonheid, welke Basil Hallward zoo bekoord had en
vele anderen met hem, scheen hem nooit te verlaten. Zelfs zij, die
zeer veel slechts van hem gehoord hadden,--want nu en dan kropen
vreemde geruchten over zijne manier van leven in Londen rond en werden
de praatjes der clubs,--ze konden niet aan zijne schande gelooven,
wanneer zij hem zagen. Hij zag er altoos uit of hij zich smetteloos
hield van de wereld. Ruwe woorden verstomden, als Dorian Gray de kamer
binnentrad. Er was iets in de reinheid van zijn gelaat, dat het
zwijgen oplegde. Zijne tegenwoordigheid alleen scheen te herinneren
aan de onschuld, die anderen bezoedeld hadden. Men verwonderde zich,
dat iemand zoo bekoorlijk en bevallig als hij, ontsnapte aan de
besmetting eener eeuw, even gemeen als zinnelijk. Terugkeerende van
eene
|