merson de beleefdheid genoemd. Men kan misschien niet met volle recht
zeggen, dat die zedelijke grond in de 15e eeuw nog gevoeld werd, maar
zeker werd het de aesthetische waarde, die tusschen de oprechte
betuiging van genegenheid en den dorren omgangsvorm ligt.
Het spreekt vanzelf, dat deze wijdloopige levensversiering vooral haar
plaats heeft aan de vorstenhoven, waar men er den tijd en de ruimte voor
kon nemen. Dat zij ook de lagere sferen der samenleving vervulden,
bewijst reeds het feit, dat thans van die vormen juist bij de kleine
burgerij (afgezien van de hoven zelf) nog het meest is overgebleven. Het
herhaald noodigen, om nog wat van een gerecht te nemen, het aanmoedigen
om nog wat te blijven, het weigeren om voor te gaan, is in de laatste
halve eeuw uit de hoogere burgerlijke omgangsvormen grootendeels
verdwenen. In de 15e eeuw zijn die vormen in den volsten bloei. Evenwel,
terwijl zij angstvallig in acht worden genomen, treft niettemin de
satire ze met levendigen spot. Het is vooral de kerk, die het tooneel
van fraaie en langdurige plichtplegingen behoort te zijn. Eerst bij de
"offrande". Niemand wil het eerst zijn aalmoes op het altaar brengen.
"Passez.--Non feray.--Or avant!
Certes si ferez, ma cousine.
--Non feray.--Huchez (roept) no voisine,
Qu'elle doit mieux devant offrir.
--Vous ne le devriez souffrir,"
Dist la voisine; "n'appartient
A moy: offrez, qu'a vous ne tient
Que li prestres ne se delivre." [99]
Wanneer eindelijk de aanzienlijkste is voorgegaan, onder de nederige
betuiging dit enkel te doen om er een eind aan te maken, volgt dezelfde
strijd opnieuw bij het kussen van het "paesberd", "la paix", dat is het
houten, zilveren of ivoren bordje, dat in de latere Middeleeuwen bij
de mis na het Agnus Dei in zwang was gekomen ter vervanging van den
vredeskus van mond tot mond. [100] Het was een vaste en langdurige
stoornis van den dienst geworden, dat de paes onder de aanzienlijken van
hand tot hand ging onder beleefde weigering, haar het eerst te kussen.
"Respondre doit la juene fame:
--Prenez, je ne prendray pas, dame.
--Si ferez, prenez, douce amie.
--Certes, je ne le prandray mie;
L'en me tendroit pour une sote.
--Baillez, damoiselle Marote.
--Non feray, Jhesucrist m'en gart!
Portez a ma dame Ermagart.
-- Dame, prenez.--Saincte Marie,
Portez la paix a la baillie [101]
-- Non, mais a la gouverneresse". [102]
D
|