is.--Monseigneur,--zegt de bisschop--: naar waarheid dood is hij wel,
want hij is oud en gebroken, en kan niet lang meer leven.--Dea!--zegt
de hertog,--dat vraag ik niet, ik vraag of hij is "mort de mort et
trespasse".--Ha! monseigneur,--zegt de bisschop weer--, hij is niet
gestorven, maar aan een kant verlamd, dus hij is zoo goed als dood.--De
hertog wordt boos:--Vechy merveilles! zeg mij nu duidelijk, of hij dood
is. Toen eerst zegt de bisschop: Ja, waarlijk, monseigneur, hij is
werkelijk gestorven". [128] Is er niet in deze zonderlinge wijze van een
doodsbericht mee te deelen meer van een ouden, bijgeloovigen vorm dan
van een ontzien van een zieke, dien dit aarzelen slechts kon prikkelen?
Het hoort in de sfeer der gedachte, die Lodewijk XI bewoog, om zich
nooit weer te bedienen van de kleeren, die hij droeg, of het paard, dat
hij bereed, toen hem eenig slecht bericht bereikte, en zelfs om een heel
stuk van het bosch van Loches te doen omhakken, waar hem de dood van
zijn pasgeboren zoontje werd bericht. [129] "M. le chancellier--schrijft
hij 25 Mei 1483--je vous mercye des lettres etc. mais je vous pry que ne
m'en envoyes plus par celluy qui les m'a aportees, car je luy ay trouve
le visage terriblement change depuis que je ne le vitz, et vous prometz
par ma foy qu'il m'a fait grant peur; et adieu". [130]
Wat er ook in de rouwgebruiken aan oude taboevoorstellingen mag
schuilen, de levende cultuurwaarde ervan is, dat zij vorm geven aan het
leed, het als iets schoons en verhevens ontplooien. Zij rythmiseeren de
smart. Zij brengen het werkelijke leven over in de sfeer van het drama,
en doen het cothurnen aan. In primitiever beschaving, ik denk bij
voorbeeld aan de Iersche, zijn rouwgebruiken en dichterlijke lijkklacht
nog een geheel; ook den hofrouw van den Bourgondischen tijd kan men
slechts verstaan, door hem verwant te zien aan de elegie. De rouwpraal
vertoont in schoonen vorm de machteloosheid van smart. Hoe hooger de
rang, hoe heroischer het smartbetoon moet prijken. De koningin van
Frankrijk moet een vol jaar in de kamer blijven, waar men haar den dood
haars gemaals heeft aangezegd. Voor prinsessen geldt zes weken. Wanneer
men Madame de Charolais, Isabelle de Bourbon, den dood van haar vader
heeft medegedeeld, woont zij eerst nog den lijkdienst bij te Couwenberg,
en blijft daarna zes weken in haar kamer, altijd te bed liggende, door
kussens gesteund, maar gekleed met barbette, kap en mantel. De kamer is
geheel met
|