esten. Hier volge geen uitvoerige beschrijving van al den somberen
praal van zwarte gewaden, al de staatsie van lijkdiensten, die het
afsterven van iederen vorst begeleidden. Zij zijn niet in het bijzonder
aan de latere Middeleeuwen eigen; de monarchieen bewaren ze tot den
huidigen dag, en ook de burgerlijke lijkkoets is er nog de aflegger van.
De suggestie van al het zwart, waarin bij een vorstelijk sterfgeval niet
enkel de hofhouding, maar ook magistraten, gilden en volk gedost ging,
moet bij de bonte kleurigheid van het middeleeuwsche stadsleven nog veel
grooter zijn geweest door de tegenstelling. De rouwpraal over den
vermoorden Jan zonder Vrees is met den kennelijksten toeleg op een sterk
(en ten deele politiek) effekt opgezet. Het krijgsgevolg, waarmee
Philips optrekt, om de koningen van Frankrijk en Engeland te ontmoeten,
prijkt met twee duizend zwarte vaantjes, met zwarte standaarden en
vaandels van zeven ellen, de franje van zwarte zijde, alles bestikt of
beschilderd met gouden wapens. De staatsiezetels, de reiswagen van den
hertog zijn voor die gelegenheid zwart geschilderd. [121] Bij de
plechtige samenkomst te Troyes begeleidt Philips de koninginnen van
Frankrijk en Engeland in een fluweelen rouwkleed, dat over den rug van
zijn paard afhangt tot op den grond. [122] Nog geruimen tijd daarna
verschijnt niet alleen hij, maar ook zijn gevolg in 't zwart. [123]
Soms verhoogde een afwijking van al het zwart den indruk nog; terwijl
het geheele hof, ook de koningin, zwart draagt, rouwt de koning van
Frankrijk in het rood. [124] En in 1393 zagen de Parijzenaars met
verbazing de geheel en al witte lijkstaatsie van den in ballingschap
gestorven koning van Armenie, Leon de Lusignan. [125]
Zonder twijfel omhulde dat zwart dikwijls een hevigheid van echte,
hartstochtelijke smart. De groote afschuw van den dood, het sterke
verwantschapsgevoel, de innige aanhankelijkheid aan den heer, maakten
een vorstelijk sterfgeval tot een waarlijk schokkende gebeurtenis. En
als het, zooals in 1419 de moord op den hertog van Bourgondie deed,
daarbij nog de eer van een trotsch geslacht scheurde en de wraak opriep
als een heiligen plicht, dan kon de hyperbolische uiting van smart wel
evenredig zijn in staatsie en in gemoed. Chastellain heeft in de
aesthetiek van deze doodstijding zich wijdloopig verlustigd; hij verzint
in den zwaren, slependen stijl van zijn deftige rhetoriek de lange rede,
waarmee de bisschop van Doornik te Gent den jong
|