ntwoorden. Ik was afgetrokken door de voortdurende afwezigheid
van den kapitein, die sedert ons onderhoud van den vorigen dag niet
weder verschenen was; ik hoopte hem in den loop van den dag terug
te zien. Spoedig had ik mijne kleederen aan; de stof lokte menige
opmerking van Koenraad uit; ik vertelde hem, dat zij gemaakt waren van
de zijdeachtige draden, welke op een soort van schelpen langs de kusten
der Middellandsche Zee gevonden worden; vroeger maakte men er schoone
stoffen, kousen en handschoenen van, omdat de stof zeer zacht en warm
is. De equipage van de Nautilus kon zich dus goedkoop kleeden, zonder
ter markt te gaan bij katoenplanters, schapen, of zijdewormen. Toen
ik aangekleed was ging ik naar de zaal, maar er was niemand.
Ik ging aan het bestudeeren van alle schatten, welke onder de glazen
ramen lagen opgestapeld; ik doorbladerde de groote herbariums, die
opgevuld waren met de zeldzaamste zeeplanten welke hoewel gedroogd,
toch hare schoone kleuren hadden behouden.
De dag ging voorbij, zonder dat ik met een bezoek van den kapitein
vereerd werd. De zijwanden der zaal gingen niet open, misschien omdat
men onzen smaak voor die schoone zaken niet bederven wilde. De richting
van de Nautilus was altijd nog N.O.t.O., de snelheid twaalf kilometer,
de diepte tusschen de 50 en 60 meter.
Den volgenden dag, 10 November, bracht ik even afgezonderd en verlaten
door. Ik zag niemand van de equipage. Ned en Koenraad brachten het
grootste gedeelte van den dag met mij door; zij verwonderden zich over
de onverklaarbare afwezigheid van den kapitein. Was de zonderlinge man
ziek, of wilde hij zijne plannen ten onzen opzichte wijzigen? Overigens
genoten wij, volgens Koenraad, geheel onze vrijheid en wij werden
uitstekend gevoed. Onze gastheer hield zich nauwkeurig aan de
voorwaarden van onze overeenkomst; wij konden ons niet beklagen, en
bovendien vonden wij in het zonderlinge van ons lot zulk eene schoone
vergoeding, dat wij het recht nog niet hadden om hem te beschuldigen.
Dien dag begon ik het verhaal van mijne lotgevallen op te
schrijven, waardoor ik ze nu met de grootste nauwkeurigheid kan
mededeelen. Opmerkenswaardig was het dat ik op papier schreef,
hetwelk uit zeegras gemaakt was.
Den 11den November bemerkte ik 's morgens reeds zeer vroeg aan de
versche lucht, welke de Nautilus doorstroomde, dat wij weder aan het
oppervlak der zee dreven, om onzen voorraad zuurstofhoudende lucht
te vernieuwen. Ik ging naar de midd
|