FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158  
159   160   161   >>  
gebaren begreep ik dat zij mij uitnoodigden om aan land te komen, eene uitnoodiging, welke ik meende te moeten weigeren. Dien dag verliet de sloep derhalve de Nautilus niet, tot groot verdriet van Ned Land die zijn voorraad niet kon volledig maken. De handige Amerikaan gebruikte zijn tijd om het vleesch klaar te maken dat hij van Gueboroar had medegebracht. Wat de wilden betreft, die gingen tegen elf uur 's morgens weer naar land, toen de toppen der koraalriffen bij het wassen van het tij onder de golven begonnen te verdwijnen; doch ik zag dat hun aantal op het strand zeer toenam; waarschijnlijk kwamen zij van de naburige eilanden, en van Nieuw-Guinea. Echter zag ik geen enkele prauw. Daar ik niets beters te doen had, kreeg ik lust om eens in het heldere water met een schepnet te visschen, daar ik schelpen en planten in menigte op den bodem zag liggen. Het was bovendien de laatste dag, dat de Nautilus in deze streken doorbracht, als zij ten minste den volgenden dag, volgens de verzekering van kapitein Nemo, met hooge zee zou losraken. Ik riep Koenraad, die mij een klein schepnet bracht, van de soort, waarmede men gewoonlijk oesters vischt. "En die wilden?" vroeg Koenraad, "zij schijnen zoo erg boos niet." "Het zijn toch menscheneters, mijn jongen." "Men kan menscheneter en braaf zijn," hernam Koenraad, "even zooals men gulzig en eerlijk man kan wezen. Het eene sluit het andere niet uit." "Goed, Koen, ik stem u toe, dat het eerlijke menscheneters zijn en dat zij hunne gevangenen fatsoenlijk opeten; maar daar ik zelfs niet eens fatsoenlijk wil opgegeten worden, zal ik oppassen, want de kapitein schijnt geen de minste voorzorgen te nemen. En nu aan 't werk." Wij vischten ijverig gedurende twee uur, doch zonder eenig zeldzaam stuk op te halen; ons net was telkens wel vol schelpen, maar niets bijzonders, alleen een stuk of wat paarloesters en een dozijn kleine schildpadden, die wij voor den kok bewaarden. Doch op 't oogenblik, dat ik er het minst op verdacht was, kreeg ik een wonder, of liever gezegd eene natuurlijke misvorming te zien welke men zelden ontmoet. Koen had het net weder uitgeworpen en haalde het met zeer gewone schelpen op, toen hij mij plotseling de hand in het net zag steken en er een schelp uithalen, welke ik met een kreet van blijdschap in de hoogte hief. "Wat scheelt er aan, mijnheer?" vroeg hij zeer verwonderd. "Is mijnheer gebeten?" "Neen mijn jongen, en toch zou ik voor zulk eene ont
PREV.   NEXT  
|<   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158  
159   160   161   >>  



Top keywords:

Koenraad

 

schelpen

 

mijnheer

 

fatsoenlijk

 

schepnet

 

menscheneters

 

jongen

 

minste

 
kapitein
 

Nautilus


wilden
 

andere

 

zooals

 
schijnt
 

eerlijk

 
voorzorgen
 
oppassen
 

gulzig

 

opeten

 

gevangenen


eerlijke

 

opgegeten

 
worden
 

hernam

 
menscheneter
 

uitgeworpen

 

haalde

 

gewone

 
plotseling
 

ontmoet


zelden

 

gezegd

 

liever

 

natuurlijke

 

misvorming

 

steken

 

schelp

 

gebeten

 
verwonderd
 
scheelt

uithalen

 

blijdschap

 

hoogte

 

verdacht

 

zeldzaam

 

telkens

 

zonder

 

vischten

 

ijverig

 

gedurende