FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145  
146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   >>  
in de handen van de Papoea's te vallen! Den volgenden morgen zou de sloep ter onzer beschikking zijn. Ik zocht niet eens te weten te komen of de kapitein ons zou vergezellen; zelfs vermoedde ik dat geen matroos der equipage met ons mede zou gaan, en dat Ned Land de boot alleen zou moeten sturen. Overigens was het land op zijn hoogst op twee kilometer afstands, en het was maar spelen gaan voor onzen Amerikaan om dat lichtte vaartuig tusschen die voor groote schepen zoo noodlottige klippen door te brengen. Den volgenden dag, 5 Januari, werd de sloep losgemaakt en van het plat in zee gewerkt; twee man waren daarvoor genoeg, de riemen lagen er in, en wij behoefden slechts plaats te nemen. Met bijlen en electrieke geweren bij ons roeiden wij om acht uur weg. De zee was vrij kalm; een kleine bries woei van de landzijde. Koen en ik roeiden flink op, en Ned stuurde tusschen de klippen door. De sloep was gemakkelijk te sturen en schoot goed vooruit. Ned kon zijne vreugde niet bedwingen, hij stelde zich aan als een gevangene, die aan zijne cel ontsnapt is, en hij dacht er niet aan dat hij er weder in moest. "Vleesch," riep hij herhaaldelijk, "vleesch zullen wij dan proeven, en welk vleesch! Echt wild! Geen visch! Ik zeg niet dat visch niet goed is, maar men moet er geen misbruik van maken, en een stuk versch wild, op een kolenvuur geroosterd, zal onzen gewonen kost lekker afwisselen." "Lekkerbek!" zeide Koenraad, "het water komt mij in den mond." "Wij mogen eerst wel vragen of die bosschen wildrijk zijn," zeide ik, "en of het wild er niet zoo groot is, dat het den jager wegjaagt." "Goed zoo, mijnheer Aronnax," antwoordde de Amerikaan, wiens tanden zoo scherp als een bijl schenen te zijn, "maar ik zal zelfs een tijgerrib eten als er geen ander viervoetig dier op dit eiland te vinden is." "Vriend Ned maakt ons bang," zeide Koenraad. "Hoe het ook zij," hernam de harpoenier, "het eerste dier op vier of op twee pooten, met of zonder vleugels krijgt een schot van mij in zijn ribben." "Goed!" antwoordde ik, "daar gaat de onverzichtigheid van meester Land weer beginnen." "Wees niet bang, mijnheer Aronnax; roei maar ferm op. Binnen vijf en twintig minuten zal ik u een kost naar mijn smaak opdisschen." Om half negen liep de sloep zacht tegen het zandige strand op, na gelukkig tusschen de koraalriffen doorgekomen te zijn, welke het eiland Gueboroar omringden. HOOFDSTUK XXI Aan land. Ik was zonderling te moe
PREV.   NEXT  
|<   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145  
146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   >>  



Top keywords:
tusschen
 

Amerikaan

 

klippen

 
eiland
 

roeiden

 

antwoordde

 

mijnheer

 

Aronnax

 

volgenden

 

Koenraad


vleesch

 
sturen
 

kolenvuur

 
geroosterd
 
schenen
 

tijgerrib

 

gewonen

 

viervoetig

 

Lekkerbek

 

vragen


tanden

 

wildrijk

 

wegjaagt

 

afwisselen

 

lekker

 
vinden
 

bosschen

 

scherp

 

onverzichtigheid

 

zandige


opdisschen

 

strand

 
HOOFDSTUK
 

zonderling

 

omringden

 

Gueboroar

 

gelukkig

 

koraalriffen

 

doorgekomen

 

minuten


twintig
 
pooten
 

zonder

 

vleugels

 

krijgt

 
eerste
 

harpoenier

 
hernam
 
ribben
 

Binnen