n haar
dikke bast omvatte een wit, doch weinig vezelig merg. Anderen waren
geel en geleiachtig, en wachtten slechts het oogenblik om geplukt
te worden. In die vruchten zat geen kern; Koenraad bracht er een
twaalftal aan Ned, die ze op een kolenvuur legde, nadat hij ze in
schijfjes gesneden had; terwijl hij dit deed, zeide hij:
"Gij zult eens zien mijnheer, hoe lekker dit brood is."
"Vooral als men in lang geen brood gehad heeft," zeide Koen.
"Het is zelfs geen brood meer," voegde de Amerikaan er bij: "het is
een heerlijk gebak. Hebt gij dat nooit gegeten, mijnheer?"
"Neen, Ned."
"Welnu, maak u dan maar gereed om iets heel lekkers te genieten. Als
gij er dan niet weer naar verlangt, ben ik de koning der harpoeniers
niet meer."
Na weinige minuten was het gedeelte der vrucht dat aan den gloed van
het vuur was blootgesteld geweest, geheel verkoold. Het binnenste was
een wit deeg, een soort van week kruim, waarvan de geur aan artisjokken
deed denken. Ik moet het bekennen, dit brood was voortreffelijk,
en ik at het met groot genoegen.
"Ongelukkig," zeide ik, "kan men zulk een deeg niet versch houden,
en het komt mij onnoodig voor om er een voorraad van op te doen om
mede te nemen."
"Welnu komaan, mijnheer!" riep Ned Land uit, "gij spreekt als een
natuuronderzoeker, en ik zal handelen als een bakker. Koen, haal
eens een hoop vruchten op, die wij mede kunnen nemen als wij weer
naar boord gaan."
"En hoe maakt gij die gereed?" vroeg ik.
"Door uit het merg een gegist deeg te maken, dat zonder te bederven
lang bewaard kan blijven. Als ik het gebruiken wil dan zal ik het in
de kombuis laten bakken, al is het dan een beetje zuur, dan zult gij
het toch wel lekker vinden."
"Ik zie dus Ned, dat er niets aan dit brood ontbreekt?"
"Ik wel mijnheer; wij hebben nog behoefte aan eenige vruchten, of
althans groenten er bij!"
"Laat ons die dan zoeken."
Toen wij dien oogst bijeen hadden, gingen wij op weg om dit landelijk
maal volledig te maken. Ons onderzoek was niet te vergeefs, en tegen
den middag hadden wij een grooten voorraad bananen. Deze heerlijke
vruchten uit de verzengde luchtstreek zijn het geheele jaar door
rijp, en de Maleiers, die er den naam van pisang aan hebben gegeven,
eten ze zonder ze te koken; te gelijk met de bananen verzamelden
wij nog andere vruchten, onder anderen ananassen van buitengewone
grootte. Doch deze oogst ontnam ons een groot deel van onzen tijd,
dien wij overigens niet behoef
|