der dan der afstooting, van
beslissenden invloed geweest. Nederland openbaarde hem aan zichzelf, en
zulke indrukken zijn onuitwischbaar.
Litterarische en theologische vijanden hebben, de eenen bij zijn leven,
de anderen kort na zijn dood, door uit te brengen dat hij de zoon was
van een zuidhollandsch dorpspastoor, in strijd met kerkgeloften bij eene
noord-brabantsche dienstbode of huishoudster gewonnen, een smet op zijne
geboorte meenen te werpen.[1] Uit een maatschappelijk oogpunt teregt,
uit een algemeener en edelmoediger ten onregte. Het strekt den
nederlandschen dienstbodestand en den lageren nederlandschen klerus der
15de eeuw tot eer, zulk een buitengewoon kind het aanzijn gegeven te
hebben. Noem het eene speling der natuur; noem het eene waarschuwing der
Voorzienigheid aan den onwetenden oudnederlandschen adel; eene les aan
den etenden en drinkenden oud-nederlandschen burgerstand; niemand zal
beweren dat er termen waren aan de wetenschappelijke toekomst van een
volk te twijfelen, uit welks onderste lagen, in de ongunstigste
omstandigheden, Erasmus kon voortkomen.
Het verwekken van dit kind was niet de eerste dergelijke fout des
vaders. Dezelfde huishoudster had hem reeds vroeger een zoontje
geschonken; en naar het schijnt legde de kerkelijke overheid, tot straf
van den recidivist, hem eene bedevaart naar Rome op. Zoo verdween hij
voor eene poos uit de omstreken van Gouda, en de huishoudster ging bij
zijne rotterdamsche bloedverwanten hare bevalling verbeiden.[2]
Van Erasmus Senior weet men weinig meer dan dat hij, al spoedig in
Nederland en op zijne standplaats teruggekomen, er overleden is toen
zijn jongste zoon twaalf of dertien jaren telde. De moeder stierf een
weinig vroeger, te Deventer, waar zij met den genialen knaap zich
heenbegeven had, om voor zijne gezondheid te waken, terwijl hij er de
lessen van den aantrekkelijken en onvermijdelijken Hegius volgde. Zij
schijnt eene zorgvuldige verpleegster geweest te zijn. Welligt paarde
zij, dochter van een chirurg uit Zevenbergen, aan haar liefhebbend
moederlijk instinkt sommige technische bekwaamheden. Eene boosaardige
deventersche epidemie nam haar in den bloei des levens weg.[3]
De nederlandsche dorpspastoors der 15de eeuw waren geen suikerlords; en
toen vader en moeder het tijdelijke gezegend hadden, vonden de jonge
Erasmus en zijn broeder eene sobere nalatenschap te deelen. De
zevenbergsche heelmeester, grootvader van moederszijde, ongetwijfeld
tevens
|