filoloog liet hij te wenschen over: zijn tekst van het Nieuwe Testament
heeft te langen tijd voor klassiek gegolden.[94] De _Thesaurus linguae
latinae_ van Robert Estienne (1532), vooral de _Thesaurus linguae
graecae_ van Henri Estienne Jr. (1572), waren werken van blijvender
waarde dan de geleerde uitgaven van _zijne_ hand.
Doch hij was het beligchaamd gezond verstand zijner eeuw, en dankte aan
zijne fabelachtige vaardigheid in het schrijven eener doode taal het
voorregt, in een tijd toen in alle landen van Europa wie maar een glimp
van opvoeding had het latijn even gemakkelijk als de moedertaal
verstond, door het bespelen van een klavier aller aandacht te kunnen
boeijen.
Ook om die reden hield hij van Bazel, en was een zwitsersch typograaf
een zijner bemindste vrienden. Niet in een hoekje met een boekje wilde
hij wonen, zooals Thomas a Kempis, maar tusschen de bergen met eene
drukpers. Met dien hefboom was hij zich bewust eene wereld te kunnen
vertillen, en zijn schoonste eeretitel is misschien dat hij onder dit
gevaarlijk zelfgevoel vergelijkenderwijs zoo nederig en altijd zoo
eenvoudig gebleven is.
* * * * *
NOTEN:
[1] Plaatsen betreffende Erasmus' geboorte, in het woordenboek van
Bayle.--Nieuwe berichten bij Wilhelm Vischer, Erasmiana, Bazel 1876, en
bij R. Fruin in Nijhoff's Bijdragen, N. R., 1878, X 85 vgg.; D. R.,
1881, I 55 vg.
[2] Duifhuis (1531-1581), de voortreffelijke rotterdamsch-utrechtsche
pastoor, had van zijne huishoudster Krijntje Pieters drie kinderen die
in hetzelfde geval als voor hen Erasmus en zijn broeder verkeerden.
Wiarda, Huibert Duifhuis, 1858, bladz. 8 vgg.
[3] Leven van Erasmus door Beatus van Rheinau, en leven van Erasmus door
hemzelf, voor de uitgaaf van Le Clerc.
[4] Getuigenis van Calvete de Estrella bij R. Fruin, Erasmiana 1878,
bladz. 99.--Geboortehuis van Erasmus naar eene teekening van Kortebrant,
18e eeuw, in Oude Tijd 1869, bladz. 9.
[5] Als schilder wordt hij in Houbraken's Grooten Schouwburg vermeld I
17 met portret.--De anecdote omtrent de kruisiging door Erasmus, die
Kornelis Musius te Delft zal toebehoord hebben, ook bij Weyerman,
Levensbeschrijvingen, 1729-1769, I 197.--Alles ontleend aan Van
Bleijswijck, Beschrijving van Delft, 1667, bladz. 321, 360.
[6] Hij spreekt ergens over de "barbaarsche" van Hegius, dien hij
overigens dankbaar herdenkt. Reichling, Murmellius, bladz. 7.
[7] Over Emmaues bij Roemer, Klooster
|