pen de zaak tot handtastelijkheden overgaat.--ALASTOR: Nu, de Faam
heeft u dat alles volmaakt naar waarheid verteld. Want ik zelf heb met
mijn eigen oogen nog meer gezien, ik, die de onafscheidelijke gezel en
helper der Schrikgodinnen ben, die verklaard hebben dat ze haar naam
nooit meer verdiend hebben dan in dezen tijd.--CHARON: Toch bestaat er
gevaar dat de een of andere godheid opstaat om plotseling tot vrede aan
te manen. En de menschen zijn dikwijls zoo veranderlijk. Want naar ik
hoor leeft daar in de bovenwereld een zekere Veelschrijver[2] die niet
ophoudt met zijn pen zich tegen den oorlog te verzetten.--ALASTOR: Nu
ja, maar dat doet hij al lang tevergeefs. Indertijd heeft hij
geschreven: "Klacht van den Vrede, uitgeworpen en vertrapt bij alle
volkeren." Nu heeft hij weer uitgegeven een "Grafschrift op den
overleden Vrede." Maar daar zijn anderen die onze zaak evenzeer helpen
als de Furien zelf.--CHARON: Wie dan?--ALASTOR: Wel, dat zijn wezens met
donkerkleurige en witte mantels, met aschgrauwe onderkleeren, vogels van
diverse pluimage. Nooit wijken ze van de hoven der vorsten, zij
druppelen in hunne ooren krijgslust in, drijven voornamen en menschen
uit 't volk daartoe aan; in hunne bekende godsdienstige bijeenkomsten
verkondigen ze dat de oorlog rechtvaardig, heilig en vroom is. En opdat
ge u nog meer over de driestheid van die menschen zoudt verwonderen: ze
verkondigen hetzelfde van beide zijden. Bij de Franschen roepen ze den
volke toe: dat God aan den kant der Franschen staat en dat _hij_ niet
kan overwonnen worden die God als beschermer heeft. Bij de Engelschen en
de Spanjaarden: dat deze oorlog niet door den Keizer wordt gevoerd, maar
door God zelf. Als ze zich maar dapper betoonen, dat dan ook de
overwinning vaststaat. En als iemand soms sneuvelt, zoo iemand sterft
niet, maar vliegt regelrecht ten hemel, zoo als hij stierf, met wapens
en al.--CHARON: En gelooft men nu dat alles, wat ge daar
vertelt?--ALASTOR: Wat vermag geveinsde godsdienst niet? Daarbij komen
nog jeugd, gebrek aan ondervinding, eerzucht, verbolgenheid en een
aangeboren neiging om dat, waartoe men geroepen wordt te volbrengen.
Zulke menschen laten zich gemakkelijk verlokken en een wagen die op een
hellend vlak in beweging is, heeft geen sterken stoot noodig.--CHARON:
Nu, ik zou die wezens gaarne eens een pleziertje doen.--ALASTOR: Welnu,
maak dan maar eens een prachtig feestmaal voor hen gereed. Ge kunt hen
geen grooter plezier doen.--CHA
|