asmus, hoe jong van harte hij ten
einde toe moge gebleven zijn, vreemden aan een grijsaard te hebben doen
denken; hetgeen, wanneer men zijn zwervend leven en de tien folianten
zijner werken in aanmerking neemt, die lang niet al de weleer door hem
gekorrigeerde drukproeven behelzen, in zichzelf niet buitengewoon te
verwonderen is. Krachtiger ligchamen dan het zijne zouden van zulk een
ingespannen bezig-zijn na verloop van zeker aantal jaren de sporen
vertoond hebben.
Ik maak deze opmerking naar aanleiding der karaktervolle apostrofe aan
Erasmus in het dagverhaal van Albert Duerer's zuidnederlandsche reis van
1521, toen Duerer zelf de vijftig genaderd was, Erasmus hoogstens zes of
zeven jaren ouder kon zijn.
Het is bekend dat Erasmus op dat tijdstip te Antwerpen vertoefde,
bevriend met den stads-sekretaris Aegidius en met Quinten Metsys den
schilder, en dat kort na Pinksteren van genoemd jaar er in de stad een
onrustbarend gerucht liep. Maarten Luther, heette het, die op den
rijksdag te Worms zulk eene stoute taal gevoerd had (men begreep niet
dadelijk dat de keurvorst van Saksen hem met voordacht had doen opligten
en op den Wartburg in veiligheid brengen); Luther was in de handen
zijner vijanden gevallen! Ondanks het keizerlijk vrijgeleide hadden zij
hem gevangen! Vermoord misschien!
Duerer, die in dezelfde dagen te Antwerpen verscheiden openbare personen
portretteerde en onder anderen ook Erasmus uitteekende,[87] kan in de
algemeene dwaling niet lang gedeeld hebben. Bij het eerste vernemen
evenwel maakte de tijding op hem, tevens goed roomsch en goed
hervormingsgezind een verpletterenden indruk. De vereerder van den
onversaagden jongen Luther achtte door dezen slag de zaak der godsdienst
verloren, en teekende, overstelpt door droefheid, in zijn dagboek een
weeklagt in proza op,--bladzijden die voor de geschiedenis te meer
waarde hebben, en van hetgeen destijds omging in de gemoederen, eene te
juister voorstelling geven, omdat hier noch een theoloog, noch een
monnik, noch een letterkundige spreekt, maar een eenvoudig,
welonderwezen burger, slechts buitengewoon als kunstenaar en de
godsdienst enkel om haarzelve liefhebbend, als verhevensten vorm van het
schoone en zuiverste bron der deugd.
Onder het voortschrijven met bewogen gemoed en ongeoefende pen valt het
Duerer in, dat zoo Luther verloren is Erasmus nog leeft, deze op dat
oogenblik zich in zijne onmiddellijke nabijheid bevindt, en zoolang
Erasmus strijdvaar
|