wat gaf dit
voor de bevordering der groote zaak, wanneer hij naging dat hij de volle
dertig reeds achter den rug had, en hij van den eenen dag op den ander
nog altijd voor zijn brood moest vechten?
Bovendien was Parijs het einddoel zijner wenschen niet. Parijs had
opgehouden het brandpunt der beschaving van den dag te zijn. Het
vrijzinnig College de France bestond nog niet. Officieel had aan de
Sorbonne de middeneeuwsche scolastiek nog het hoogste woord. Parijs werd
tijdelijk overschaduwd door Rome. Wie op dat oogenblik naar kennis uit
de eerste hand haakte, had zich naar Italie te begeven. Alleen een in
Italie gehaalde doktorale hoed stempelde toen den man van studie tot
iets meer dan de meesten.
Wij raken hier aan een maatschappelijken misstand der 16de eeuw, welke
eerst driehonderd jaren later, in sommige groote landen of groote steden
van Europa, weggenomen is. Walter Scott kon, ofschoon hij aanvankelijk
slechts door Engelschen gelezen werd, een fortuin bijeenverzamelen.
Erasmus heeft, in weerwil dat zijn latijn hem den toegang tot de
beschaafde en welvarende kringen van een geheel werelddeel ontsloot, het
nooit verder kunnen brengen dan het vinden van een uitgever.
Het eenige wat wij zeggen kunnen is dat het in de 15de eeuw nog erger
was. De voortreffelijke Froissart, die als dolend ridder van de pen
eenigszins als een voorlooper van Erasmus beschouwd kan worden;
Froissart, ook van afkomst een burgerjongen, ook opgeleid voor priester,
ook als partikulier sekretaris zijne loopbaan aangevangen, heeft geen
andere keus gehad dan of zijn talent te begraven, of een tafelschuimer
te worden.[19] Er was voor zulke geboren auteurs, in onmin met de
kloostercel, niet geschikt voor de routine van het openbaar onderwijs,
in de middeneeuwsche zamenleving geen plaats. Al de dichters van dien
tijd, wanneer zij alleen dichters zijn, zijn schooijers. Al de
prozaschrijvers, wier eenig kapitaal in portefeuille hun proza is,
lijden gebrek.
Door het vinden der boekdrukkunst is die wanverhouding allengs
uitgesleten. Doch Erasmus was jong in een tijdperk van overgang, toen er
reeds zeer vele boeken gedrukt werden, maar nog in lang niet genoeg om,
behalve het dekken van de kosten der uitgaaf, ook in het levensonderhoud
van den schrijver te voorzien. Onbemiddelde auteurs verbonden zich als
korrektoren aan de drukkerijen en ontvingen daggelden. Van honorarium
voor werken van eigen geest was geen spraak. Het gold zelfs niet voor
eervo
|