aankijken, terwijl
ze naar hem omzien en hun oogen niet van hem afhouden, terwijl ze hun
eten vergeten.--WILLEM: Te Rome, te Parijs en te Venetie kijkt niemand
verwonderd naar iets, wat ook.--BERTHOLF: Intusschen mag men om _niets_
vragen. Wanneer de avond een goed eind gevorderd is, en ze geen gasten
meer verwachten dan komt een oude knecht voor den dag, een kerel met een
grauwen baard, kort geknipt haar, stuursch gelaat en vuile
kleeren.--WILLEM: Zulk slag van menschen moesten de kardinalen te Rome
tot tafelbedienden hebben!--BERTHOLF: Terwijl hij zijn blikken over de
gasten laat gaan, telt hij zachtjes bij zich zelven hoeveel er in de
gelagkamer zijn. Hoe meer hij er telt des te harder stookt hij het
haardvuur onder de schouw op, ook al is 't in den tijd, dat de zon reeds
lastig is door haar gloed. Bij hen geldt het voor een goede behandeling,
wanneer allen 't zweet van 't lijf gudst. En als iemand, aan zooveel
warmte niet gewend, het venster op een kiertje zet om niet te stikken,
dan hoort hij dadelijk: "Doe dicht!" En als je dan antwoordt: "Ja maar,
ik kan 't hier niet uithouden!" dan krijg je te hooren: "zoek dan maar
een andere herberg op."--WILLEM: Maar toch lijkt me niets ongezonder dan
dat zooveel menschen dezelfde warme stiklucht inademen, en vooral
wanneer alle kleeren los zijn, alle porien van 't lichaam openstaan, dat
men in die atmosfeer gaat zitten eten en daarin eenige uren vertoeft. Ik
laat nu nog zelfs daar allerlei onsmakelijke en walgelijke uitlatingen:
maar er zijn ook velen die aan verborgen ziekten lijden en elke
krankheid brengt haar eigenaardige besmetting mee. Zeer velen zijn ook
aangetast door de Spaansche (of zooals sommigen 't noemen: Fransche
schurft[1]), terwijl ze toch net zoo goed bij alle volkeren voorkomt.
Intusschen geloof ik dat daarvan even groot gevaar te duchten is, als
van melaatschen. Ga maar eens na of deze kwaal heel veel verschilt van
de pestziekte.--BERTHOLF: 't Zijn moedige mannen, ze lachen er wat om
en--geven er niets om.--WILLEM: Maar ondertusschen zijn ze moedig met
gevaar voor veel anderen.--BERTHOLF: Wat zul-je er aan doen? Zij zijn 't
nu eenmaal zoo gewoon. En 't is een kenmerk van een standvastig man om
niet van zijn eenmaal ingenomen standpunt af te wijken.--WILLEM: Goed,
maar een vijfentwintig jaren geleden was bij de Brabanders niets meer in
zwang dan de publieke badstoven: nu zijn ze overal opgeruimd. Die
vreemde ziekte heeft ons wel geleerd er voor op te passen.
|