. Dat heb ik dikwijls in de kerk gehoord.
Lichtekooien sieren zich voor den blik van velen. Wij zijn mooi genoeg
als we maar aan een man mogen behagen.--XANTIPPE: Maar intusschen brengt
die goede man van mij, die zoo karig is tegenover zijn vrouw, den
tamelijk rijken bruidschat dien ik hem meebracht, aardig door.--EULALIE:
Waarmee?--XANTIPPE: Met dingen waarin hij plezier heeft: met wijntje en
Trijntje en dobbelen.--EULALIE: 't Is zonde!--XANTIPPE: Maar 't is
werkelijk zoo. En als hij dan dronken, diep in den nacht thuis komt,
waar ik hem lang heb zitten wachten, dan snurkt hij den geheelen nacht,
braakt soms het bed vol, om van de rest maar niet te spreken.--EULALIE:
Zoo mag je niet spreken; je doet je zelf schande aan, wanneer je je man
de kroon van het hoofd haalt.--XANTIPPE: 'k Mag sterven wanneer ik niet
liever een pad bij me heb, dan zoo'n man.--EULALIE: En wacht je hem dan
niet op met een flink standje?--XANTIPPE: Zooals hij verdient. Hij merkt
dat ik niet stom ben.--EULALIE: En wat bracht hij daartegen
in?--XANTIPPE: In 't eerst schreeuwde hij woest, omdat hij dacht dat hij
me met groote woorden op de vlucht zou jagen.--EULALIE: En is het van
woorden nooit tot handtastelijkheden gekomen?--XANTIPPE: Als ik het goed
naga dan is de strijd eenmaal zoo hoog geloopen, dat 't heel weinig
scheelde of 't liep op vechten uit.--EULALIE: Wat moet ik
hooren?--XANTIPPE: Hij zwaaide met een knuppel onder woest geschreeuw en
vreeselijke dreigementen.--EULALIE: Was je toen niet bang?--XANTIPPE:
Neen, zeker niet! Ik van mijn kant greep een klein bankje, en als hij me
met een vinger aangeraakt had, zou hij gemerkt hebben dat ik ook handen
aan mijn lijf heb.--EULALIE: Dat is een nieuw soort van schild. Daarbij
ontbrak nog maar de stok van 't spinnewiel als lans.--XANTIPPE: Hij zou
gevoeld hebben dat hij met een manwijf te doen had.--EULALIE: Neen
Xantippe, dat gaat toch zoo niet.--XANTIPPE: Wat gaat niet? Als hij mij
niet als zijn vrouw behandelt, ben ik ook niet van plan hem als mijn man
te beschouwen.--EULALIE: Maar de Apostel Paulus leert toch dat de
vrouwen haar mannen met allen eerbied onderdanig moeten zijn. En Petrus
houdt ons het voorbeeld van Sarah voor oogen, die haar man Abraham
"heer" noemde.--XANTIPPE: Ja, dat heb ik ook wel gehoord. Maar diezelfde
Paulus leert ook, dat de mannen hunne vrouwen moeten liefhebben, evenals
Christus Zijn bruid, de Kerk, heeft liefgehad. Laat _hij_ denken aan
_zijn_ plicht, dan zal _ik_ ook a
|