akt
veel van onze eigenaardigheden te verdragen. Er komt evenwel een tijd
wanneer de vrouw de man moet waarschuwen, wanneer er iets van belang
voorvalt. Bij zaken van minder gewicht is 't beter wat door de vingers
te zien.--XANTIPPE: Wat dan?--EULALIE: Wanneer hij niet over iets tobt,
geen muizenissen in 't hoofd heeft, geen reden tot bekommering heeft,
niet gedronken heeft. Dan kan men hem onder vier oogen eens kapittelen,
of liever vragen of hij hierin of daarin niet wat meer zorg kon hebben
voor zijn zaken, voor zijn goeden naam, voor zijn gezondheid. En dan
moet toch ook nog die waarschuwing met wat grapjes en aardigheden
gekruid worden. Dikwijls stel ik vooraf als voorwaarde, dat hij niet
boos op me mag worden, wanneer ik, dwaze vrouw, hem een raad geef die
kan strekken tot zijn eer, tot zijn gezondheid, tot zijn heil. En als ik
hem dan de waarschuwing had gegeven die ik bedoelde, dan sneed ik hem de
woorden af en wendde 't over een anderen, joligen boeg. Want dit is over
't algemeen onze fout, lieve Xantippe, dat wij er geen eind aan kunnen
maken als we eenmaal begonnen zijn te spreken.--XANTIPPE: Ja, dat
beweren ze wel meer.--EULALIE: Maar in de allereerste plaats paste ik er
op, met mijn man nooit in tegenwoordigheid van derden te kibbelen en
niets van onze oneenigheid buiten de deur te brengen. Een breuk wordt
veel gemakkelijker hersteld, als er iets tusschen twee personen is
voorgevallen. En wanneer er eens iets gebeurt zoo dat 't onverdragelijk
is en niet door vermaningen van de vrouw kan worden goedgemaakt, dan is
't passender dat de echtgenoote met haar klacht aankomt bij de ouders
van haar man of bij diens bloedverwanten, dan bij haar eigen familie en
haar klacht zoo matigt dat ze niet den schijn op zich laadt haar man te
haten, maar wel diens fouten. Maar toch moet ze ook weer niet alles
vertellen, zoodat hij dit opmerkt (ook al zegt hij het niet) en dan de
vriendelijkheid van zijn vrouw zal moeten waardeeren.--XANTIPPE: De
vrouw die dat alles wat gij verlangt kan doen, moet wel wijsgeerig
aangelegd zijn.--EULALIE: Door zulke tegemoetkomingen zullen we onze
mannen tot gelijke welwillendheid prikkelen.--XANTIPPE: Er zijn er die
men door geen vriendelijkheid, welke ook, verbetert.--EULALIE: Nu, ik
geloof dat niet. Maar gesteld eens dat 't zoo was. Bedenk dan dit in de
eerste plaats: we moeten onze echtgenooten nemen zooals ze zijn. Het
verdient dan toch nog maar de voorkeur iemand te verdragen, die
aanvankel
|