-PHILECOUS: Dat is een bewijs van voorzichtigheid.--LALUS:
Maar de ander was nog voorzichtiger en zei: "Ge zult mij toch, hoop ik,
wel vergeven dat ik u last veroorzaak, wanneer gij de reden verneemt
waarom ik tot u ben gekomen." "Spreek op," zei Balbinus, "maar als gij
kunt, maakt het kort." "Nu ik zal het," zei de ander, "zoo beknopt
mogelijk vertellen. Ge weet, geleerdste van alle menschen, dat het lot
van de stervelingen verschillend is: ik weet niet onder welke helft ik
mij moet rangschikken, onder de gelukkigen of onder de ongelukkigen.
Immers als ik mijn lot van de eene zijde beschouw, dan lijk ik me zelf
heel gelukkig; van den anderen kant diep rampzalig." En toen Balbinus op
bekorting aandrong, zeide hij: "goed, ik zal er een eind aan maken,
hooggeleerde Balbinus. En dat zal mij gemakkelijker vallen bij een man,
die van de geheele zaak zoo op de hoogte is, dat niemand ze beter
kent."--PHILECOUS: Je schildert me daar een redenaar af, geen
alchemist.--LALUS: Spoedig zult ge van den goudzoeker hooren. "Van jongs
af aan," zei hij, "mocht ik het geluk smaken de meest gezochte kunst van
alle kunsten te leeren, het merg van de heele wijsbegeerte: de
alchemie." Bij 't hooren van dit woord werd Balbinus recht wakker; hij
toonde dit tenminste door zijn gebaren. Al zuchtend vroeg hij hem door
te gaan. De ander ging voort: "Rampzalige die ik ben, dat ik niet
terechtgekomen ben op den weg dien ik had moeten inslaan." Toen Balbinus
hem vroeg, welke wegen hij toch bedoelde, zei hij: "Ge weet opperbest
(wat toch weet gij niet, Balbinus, gij, een man op elk gebied zoo
hooggeleerd?) dat er twee wegen in die kunst bestaan: de eene die men
_verlenging_ noemt; de andere die _verkorting_ heet. En nu heeft 't
ongeluk gewild dat ik terecht gekomen ben bij de verlenging." Toen
Balbinus vroeg wat voor verschil er was tusschen die twee wegen, zei de
ander: "hoe onbedachtzaam van mij om daar bij u over te spreken, van
wien ik moest weten dat dit alles hem meer dan aan iemand anders bekend
is. Daarom ben ik als smeekeling tot u gekomen, dat gij uit medelijden
met mij u zoudt verwaardigen, ons dien heilzamen weg der verkorting mee
te deelen. Hoe meer ge van die kunst weet, des te minder moeite zal het
u kosten ze aan mij mee te deelen. Verberg dus die gave Gods niet voor
een broeder die van droefheid dreigt te sterven. Zoo waar moge Jezus
Christus u steeds rijker maken met grootere gaven." En toen hij niet
ophield met smeeken, moest Balbinus
|