usschen hen bevestigd. Na eenige jaren
wenschte zij zich dubbel en dwars geluk dat ze zoo'n uitstekend
echtgenoot had mogen huwen. "Als ik dien niet gekregen had, zou ik de
ongelukkigste vrouw ter wereld zijn geweest."--XANTIPPE: Maar zoo'n man
is dan ook een witte raaf.--EULALIE: Wanneer je er niets tegen hebt dan
wil ik je ook nog een voorbeeld aanhalen, omgekeerd, van een echtgenoot
die door den tact van zijn vrouw in het rechte spoor werd gebracht, wat
onlangs in deze stad hier is gebeurd.--XANTIPPE: 'k Heb op 't oogenblik
niets beters te doen en ik zit zoo gezellig naar je gebabbel te
luisteren.--EULALIE: Daar was een heer van hoogen adel die, zooals dat
onder dat slag van menschen gewoonte is, veel aan de jacht deed. Op 't
platte land trof hij een meisje aan, de dochter van een arm vrouwtje en
ofschoon hij op wat gevorderden leeftijd was, werd hij smoorlijk op 't
kind verliefd. Terwille van haar bracht hij vaak den nacht buiten de
echtelijke woning door. De jacht was altijd een welkom voorwendsel. Zijn
echtgenoote, een vrouw op wie niet 't minste te zeggen viel en van
onkreukbare rechtschapenheid, kreeg eenigen argwaan en ging in 't geheim
de wegen van haar man eens na. Toen hij op een keer ergens heen was
gereisd ging zij naar 't huisje op 't land. Ze vischte de heele zaak
uit, waar hij sliep, waaruit hij dronk, hoe 't servies was enz. enz.
Huisraad was er zoo goed als niet: 't was er armoe troef. De dame ging
heen en keerde weldra terug, terwijl ze een gemakkelijk bed meebracht en
keukengerei, zelfs eenig zilveren vaatwerk. Ook voegde zij er nog wat
geld aan toe, met de nadrukkelijke boodschap dat, als de mijnheer weer
terug kwam, zij hem wat netter moest ontvangen. Zij liet intusschen
volstrekt niet merken dat zij zijn vrouw was, maar gaf voor zijn zuster
te zijn. Na eenige dagen komt die echtgenoot daar heimelijk weer terug.
Hij ziet dat 't huisraad vermeerderd is en dat 't onthaal ruimer is dan
gewoonlijk. Hij vraagt van waar die ongewone weelde komt. Zij zeggen dat
een deftige dame die aan hem verwant is, dit alles heeft laten brengen
en hun heeft opgedragen hem voortaan wat deftiger te ontvangen.
Onmiddellijk komt 't vermoeden bij hem op, dat 't zijn vrouw is die dit
heeft gedaan. Hij gaat naar huis en vraagt of zij 't geweest is. Zij
zegt niet neen. Hij vroeg nu ook, met welke bedoeling zij dat huisraad
daarheen had gezonden. "Wel manlief," zei ze, "je bent gewoon aan een
zekere mate van comfort. Ik zag dat
|