FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41  
42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   >>   >|  
ge zee.... --Elken morgen, zei Klaas, moet gij ter misse gaan, opdat de Heer Jezus U de kracht geve dat helsche spook te verjagen. --Hij is zoo schoon! sprak zij. IX. Als Uilenspiegel gespeend was, groeide hij op lijk een boom. Dan kuste zijn vader hem zoo dikwerf niet meer, maar voedde hem streng op, opdat hij geen weekeling worden zou. Als Uilenspiegel thuis kwam en kloeg, dat hij, bij een of anderen twist, klop gekregen had, kreeg hij er nog klop bij van Klaas, omdat hij de anderen niet geklopt had: en, aldus opgebracht, kreeg Uilenspiegel den moed van een jongen leeuw. Als Klaas er niet was, vroeg Uilenspiegel aan Soetkin een duit om te spelen. Dan was Soetkin boos en sprak: --Waarom moet ge gaan spelen? Blijf liever thuis, om mutsaards te binden. En als zij niets gaf, begon Uilenspiegel te blaten als een lam. Maar Soetkin maakte dan veel leven met potten en pannen, om te gebaren dat ze hem niet hoorde. Dan weende Uilenspiegel, en de zoete moeder liet hare geveinsde hardheid af, kwam tot hem, streelde hem en vroeg: "Hebt gij genoeg met een denier?" Nu, gij moet weten, dat een denier zes duiten gold. Zoo beminde zij hem te veel en, als Klaas er niet was, was Uilenspiegel baas in huis. X. Op een morgen zag Soetkin haren man met gebogen hoofd in de keuken staan, in gedachten verdiept. --Wat scheelt er toch, man? vroeg zij. Ge ziet bleek, gij zijt kwaad en verstrooid. Met eene stem, als een hond die bromt, antwoordde Klaas: --De wreede plakkaten des keizers gaan ze weer uithalen. Opnieuw gaat de dood over Vlaanderenland heerschen. De aanbrengers krijgen de helft van de have der slachtoffers, als de have de honderd karolusgulden niet te boven gaat. --Wij zijn arm, sprak zij. --Arm, zeide hij,... niet arm genoeg. Er zijn lage zielen, gieren en raven, die ons zouden aanklagen, zoowel om een zak kolen als om een zak karolussen met Zijne Majesteit te deelen. Wat bezat het arme Tanneken, de weduw van Sies den kleermaker, die ze te Heist levend begroeven? Een Latijnschen bijbel, drie gouden florijnen en wat potten van Engelsch tin, waarop eene buurvrouw loerde. Wantje Martens werd eerst in 't water geworpen; haar lijf dreef boven, en daarin zag men hekserij, weshalve zij als tooveres verbrand werd. Zij had wat gebroken meubelen, zeven gouden karolussen in een lederen tassche, en de aanklager vroeg er de helft van. Eilaas! nog tot morgen zou ik aldus kunnen spreken: maar wat
PREV.   NEXT  
|<   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41  
42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

Soetkin

 

morgen

 

denier

 

genoeg

 

anderen

 
spelen
 

potten

 

karolussen

 

gouden


zielen
 

gieren

 

antwoordde

 

zouden

 

wreede

 

keizers

 

Vlaanderenland

 

honderd

 
heerschen
 

aanbrengers


krijgen

 
aanklagen
 

Opnieuw

 

plakkaten

 

slachtoffers

 
karolusgulden
 

uithalen

 
bijbel
 

daarin

 

hekserij


weshalve

 

geworpen

 

tooveres

 

verbrand

 

Eilaas

 

aanklager

 

kunnen

 
spreken
 

tassche

 

lederen


gebroken
 
meubelen
 

Martens

 
Wantje
 
Tanneken
 
kleermaker
 

Majesteit

 

deelen

 

levend

 

Engelsch