zouden zijn: ziedaar de reden, waarom wij
naar Balanga zijn gegaan.
De uitkomst overtrof onze verwachtingen. Die ongelukkige Negritos,
de eerste bezitters van den grond, zijn door de Tagalen van de oevers
der zee en der rivieren en uit de vlakten verdreven; daarmede nog
niet voldaan, hebben de veroveraars ook den goeden naam van hun
slachtoffers in discrediet gebracht: volgens hen zijn de Negritos
dieven, moordenaars en brandstichters. De feiten, waarop men zich
tot staving van deze beschuldigingen beroept, zijn doorgaans niet te
loochenen; maar de Tagalen vertellen er niet bij, dat de aanvallen
en geweldenarijen der Negritos meestal niet anders zijn dan daden
van weerwraak.
Onder het verlicht en rechtvaardig bestuur van den tegenwoordigen
_alcade_ (gouverneur) van de provincie Bataan, leven de Negritos in
goede verstandhouding met de Tagalocs, en geven geene aanleiding tot
eenige klacht. Het zal ons geene moeite behoeven te kosten, hen te
Balanga zelf te bestudeeren, waar zij gewillig komen, en ook in hunne
bergen, die wij zonder eenig gevaar kunnen bezoeken.
Inmiddels kleeden wij ons in den afschuwelijken zwarten rok, met
witte das en wat verder tot het ideaal-smakelooze moderne galakostuum
behoort, om, vergezeld van don Cypriano, onze opwachting te gaan maken
bij den gouverneur. Het is echter nog te vroeg, en wij hebben al den
tijd om eerst een wandelrit te maken. Wij volgen den weg van Abucay,
die midden door de vlakte tusschen de zee en de eerste uitloopers
van de sierra de Mariveles loopt. Deze geheele vlakte is bedekt met
rijstvelden, afgewisseld door moerassen, waaruit de buffels hunne
zware donkere koppen opsteken tusschen de groene lotusstengels en
het dichte riet; talrijke groepen van arbeiders komen, in hun wit
of kleurig gewaad, schilderachtig uit tegen den bruinen grond; op
den achtergrond verrijst de berg van Abucay, tot den top met zwaar
geboomte begroeid. De hemel is bewolkt en een zacht getemperd licht
beschijnt het geheele fraaie, kalme landschap.
Het is reeds laat in den namiddag; wij zetten onze kleine paarden
in draf en keeren naar Balanga terug. De alcade, don Estanislao
Chaves, ontvangt ons met de grootste hartelijkheid, evenals de heer
Perez,_promotor fiscal_, zooveel als procureur-generaal, die zich
juist in de _Casa Real_, het gouvernementshuis, bevindt. De heer Chaves
noodigt ons allen te dineeren, en wij brengen een prettigen avond door,
pratende over de Philippijnen, die al deze h
|