l gezegd hebben. Ze vertelde mij eens, dat iedereen erg
nieuwsgierig was hoe ik heette, maar dat zij altijd antwoordde, dat
mijn naam was: de "Tooverprins". Dat was lief van haar. Je moet mij
een schets van Sybil maken, Basil. Ik zou gaarne nog iets meer van
haar hebben dan de herinnering aan een paar kussen en enkele lieve
woordjes.
--Ik zal het probeeren, Dorian, als ik je er een pleizier mee kan
doen. Maar je moet zelf nog eens voor me komen pozeeren. Ik kan niets
doen zonder jou.
--Ik kan nooit meer voor jou pozeeren, Basil. Dat is onmogelijk! riep
hij uit, opschrikkend.
De schilder staarde hem aan.
--Maar jongenlief, wat een nonsens! Vindt je dat portret, dat ik van
je maakte niet goed? Waar is het? Waarom heb je dat scherm er voor
getrokken? Laat mij het zien. Het is het beste wat ik ooit deed. Toe,
neem het scherm weg, Dorian. Het is toch schande van je knecht, mijn
werk zoo te verstoppen. Ik voelde, dat de kamer anders was, toen ik
binnenkwam.
--Mijn knecht heeft er niets mee te maken, Basil. Je denkt toch niet,
dat ik hem mijn kamer laat arrangeeren. Hij maakt soms een bouquet
voor mij, dat is het eenige. Neen, ik deed het zelf. Het licht viel er
zoo sterk op.
--Het licht! Dat kan niet, kerel. Het is een prachtige plaats er voor.
Laat mij het eens zien.
En Hallward liep naar den hoek van de kamer. Een kreet van angst
ontsnapte aan Dorian Gray's lippen; hij vloog tusschen de schilderij
en het scherm.
--Basil, sprak hij, zeer bleek; je mag het niet zien. Ik wil het niet.
--Mijn eigen werk niet zien! Je meent het niet! Waarom zou ik het niet
zien? riep Hallward lachend.
--Als je probeert het te zien, Basil, dan geef ik je mijn woord van
eer, dat ik nooit meer een woord tegen je spreek zoolang ik leef. Ik
meen het in vollen ernst. Ik geef je geen uitlegging, en ik verzoek je
er ook niet naar te vragen. Maar denk er aan, dat wanneer je dit
scherm aanraakt, alles tusschen ons uit is.
Hallward stond als van den bliksem getroffen. Hij zag Dorian Gray in
stomme verbazing aan. Hij had hem nooit zoo gezien. De jongen was
doodsbleek van drift. Zijne handen waren gebald en de pupillen zijner
oogen waren schijven blauw vuur. Hij trilde over het geheele lichaam.
--Dorian!
--Spreek niet!
--Maar wat scheelt er aan? Ik zal natuurlijk niet er naar kijken, als
je het niet wilt, sprak Basil, een weinig koud, en zich omkeerend,
ging hij voor het raam staan. Maar het is allerdolst, dat ik mijn
eigen
|