erd de hevigste menschenhater. Buitendien
Basil, als je me werkelijk wilt troosten, dan moest je mij helpen te
vergeten wat er gebeurd is, of het te beschouwen uit een artistiek
oogpunt. Was het niet Grautier, die altijd schreef over "la
consolation des arts"? Ik herinner me dat eens gelezen te hebben in
een klein perkamenten boekje in je atelier. Wel, ik ben nu niet als
die jongen, waar je mee in Marlow geweest ben, die jongen, die altijd
zei, dat geel satijn hem kon troosten in alle miseres van het leven.
Ik hou van mooie dingen om mij heen te zien en ze te gebruiken.
Antieke brokaten, groene bronzen, lakwerk, uitgesneden ivoren, een
exquize omgeving, luxe pracht, daar is in dat alles zeker veel te
vinden. Maar het artistieke temperament, dat die dingen opwekken, of
liever openbaren, is mij nog meer waard. Toeschouwer van je eigen
leven te worden is, zooals Harry zegt, ontsnappen aan je eigen
verdriet. Ik merk, dat je verbaasd bent mij zoo te hooren spreken. Je
kunt je niet voorstellen hoe veranderd ik ben. Ik was een
schooljongen, toen jij me leerde kennen. En nu ben ik een man. Ik heb
nieuwe passies, nieuwe gedachten, nieuwe ideeen. Ik ben veranderd,
maar daarom moet je niet minder van mij houden. Ik ben niet meer
dezelfde, maar je moet toch mijn vriend blijven. Ik hou natuurlijk
heel veel van Harry. Maar ik voel, dat jij beter bent dan hij. Je bent
niet zoo sterk,--je bent zoo bang voor het leven--maar je bent beter.
En wat konden we vroeger prettig samen zijn. Laat mij niet aan mijn
lot over, Basil, en wees niet boos op mij. Ik ben zooals ik ben. Daar
is niets aan te doen.
De schilder voelde zich geroerd. De jongen was hem innig lief, en
zijne persoonlijkheid was het hoogste motief in zijne kunst geweest.
Hij had het hart niet hem nog meer verwijtingen te doen. En misschien
was die onverschilligheid maar een bui die gauw zou overdrijven. Er
was zooveel moois, zooveel hoogs in hem.
--Wel, Dorian, sprak hij eindelijk met droevigen glimlach. Ik zal na
vandaag niet meer met je spreken over die treurige geschiedenis. Ik
hoop alleen, dat je naam er niet in genoemd zal worden. Morgen middag
is het onderzoek. Ben je opgeroepen?
Dorian schudde het hoofd en een waas van ontevredenheid kwam er over
zijn gelaat bij het woord "onderzoek". Er was zoo iets ruws en banaals
in.
--Ze weten mijn naam niet, antwoordde hij.
--Maar zij toch wel?
--Alleen mijn voornaam, en ik ben zeker, dat zij dien nooit aan een
ander za
|