emering in
onze cel zooals het altijd schemering is in ons hart. En in den kring
der gedachte, evenzeer als in den kring van den tijd, bestaat beweging
niet meer. Het voorval dat gij persoonlijk allang vergeten zijt of
gemakkelijk kunt vergeten, overkomt mij nu op het oogenblik, en zal
mij morgen opnieuw overkomen. Houd dit in gedachte, en gij zult
instaat zijn eenigszins te begrijpen waarom ik schrijf en waarom op
deze wijze....
Een week later word ik hierheen overgebracht. Nog drie maanden
verstrijken, en mijn moeder sterft. Niemand wist hoe diep ik haar
beminde en vereerde. Haar dood was verschrikkelijk voor mij. Maar ik,
eens een machthebber over de taal, heb geen woorden om mijn benauwing
en mijn schaamte uit te drukken. Nooit, zelfs niet in de meest
volmaakte dagen van mijn ontwikkeling als kunstenaar, zou ik woorden
hebben kunnen vinden geeigend tot het dragen van een zoo verheven
last, of om te bewegen met toereikende statigheid van muziek door den
purperen optocht van mijn onuitsprekelijk wee. Zij en mijn vader
hadden mij een naam nagelaten, dien zij tot adel en eer hadden
opgevoerd, niet enkel in letterkunde, kunst, oudheidsleer en
natuurwetenschappen, maar in de openbare geschiedenis van mijn eigen
land, in zijn ontwikkelingsgang als een natie. Ik had dien naam voor
eeuwig onteerd. Ik had hem gemaakt tot een gemeen spreekwoord onder
gemeene lieden. Ik had hem door het slijk gesleept. Ik had hem
overgegeven aan de redeloozen om hem even redeloos te maken als
zichzelf, en aan dwazen om hem te veranderen in een naamgenoot voor
waanzin. Wat ik toen leed en nog lijd, kan geen pen schrijven en geen
geschrift verhalen. Mijn vrouw, onveranderlijk lief en zacht voor mij,
reisde, liever dan dat ik het nieuws van onverschillige lippen hooren
zou, ziek als zij was, heel van Genua naar Engeland om zelf het eerst
mij de tijding te brengen van een zoo onherstelbaar, zoo onvergoedbaar
verlies. Betuigingen van medegevoel kwamen tot mij van allen die nog
eenige genegenheid voor mij hadden. Zelfs menschen die mij nooit
persoonlijk hadden gekend, schreven, toen zij hoorden dat een nieuwe
smart over mijn leven losgebroken was, met verzoek dat hun deelneming
in een of anderen vorm aan mij zou worden overgebracht....
Drie maanden gaan voorbij. De daglijst van mijn gedrag en mijn taak,
die aan den buitenkant op de deur van mijn cel hangt, met mijn naam en
vonnis als hoofd, zegt mij dat het Mei is....
Voorspoed, vreugde en wel
|