zijn veranderlijke onzekere stemmingen, zijn haat en
bitterheid, zijn bestrevingen en zijn tekortschieten in het
verwezenlijken dier bestrevingen. Maar vergeet niet in welk een
schrikkelijke school ik voor mijn taak zit, en bij mijn
onvolledigheid en onvolmaaktheid kunnen mijn vrienden nog veel winnen.
Zij kwamen tot mij om levensgenot en kunstgenot te leeren. Misschien
ben ik uitverkoren om hun iets wonderbaarlijkers te onderwijzen, de
beteekenis van smart en hare schoonheid.
Natuurlijk zal voor iemand zoo modern als ik, "enfant de mon siecle",
alleen al de aanblik der wereld steeds een verrukking zijn. Ik beef
van het blijde bedenken dat op den eigen dag waarop ik uit de
gevangenis kom, zoowel de goudenregen als de seringen zullen bloeien
in de tuinen, en dat ik zal zien hoe de wind het luchtige goud tot
rustelooze schoonheid aanzet en het bleeke purper der trossen doet
deinen, zoodat het mij wezen zal als ademde ik onder den hemel van
Arabie. Linnaeus viel op zijn knieen en weende van vreugde toen hij
voor het eerst zag de wijde heide van een of andere Engelsche
hoogvlakte geel van de taankleurige reukige bloesems der gemeene brem;
en ik weet dat mij, die geen verlangen kan denken zonder bloemen,
tranen wachten ergens in de bladen eener roos. Zoo ben ik altijd
geweest van jongen af. Daar is niet een tint verscholen in den kelk
van een bloem of in de ronding eener schelp, of, door een ragteeder
medevoelen met de ziel zelf der dingen, doet zij mijn diepste wezen
aan. Evenals Gautier ben ik altijd een geweest van hen "pour qui le
monde visible existe".
Toch ben ik mij nu bewust dat achter al deze schoonheid, hoezeer zij
mij voldoening geeft, een geest verscholen is, waarvan de kleurige
vormen en gedaanten slechts wijzen van openbaring zijn, en met dezen
geest begeer ik in harmonisch verband te komen. De zin-tastbare
uitdrukkingen van menschen en dingen ben ik moede geworden. Het
mystieke in de kunst, het mystieke in het leven, het mystieke in de
natuur--dat is het waar ik naar speur. Het is een volstrekte behoefte
voor mij het ergens te vinden.
Wie terecht stond, staat terecht voor zijn heele leven, evenals alle
vonnissen doodvonnissen zijn. En ik heb driemaal terechtgestaan. Den
eersten keer verliet ik de getuigenbank om gevangen gezet te worden,
den tweeden keer om teruggebracht te worden naar het huis van
bewaring, den derden keer om voor twee jaar naar de gevangenis te
gaan. De maatschappij, zooals wij die ee
|