schepping geschonden was. Ik had geheel en al ongelijk. Zij zeide het
mij, maar ik kon haar niet gelooven. Ik was niet in de sfeer waarin
men dat geloof behalen kan. Nu komt het mij voor dat de eene liefde of
de andere de eenig mogelijke verklaring is van de buitengewoon groote
som van lijden op de wereld. Ik kan geen andere verklaring beseffen.
Ik ben overtuigd dat er geen andere is, en dat, als de wereld
wezenlijk, zooals ik zeide, opgebouwd is uit smart, zij opgebouwd is
door de handen der liefde, omdat op geen andere wijze de ziel des
menschen, voor wie de wereld geschapen werd, de volle gestalte van
hare volmaaktheid kon bereiken. Genot voor het schoone lichaam, maar
leed voor de schoone ziel.
Wanneer ik zeg dat ik hiervan overtuigd ben, spreek ik met te veel
hoovaardij. Veraf, als een volkomen parel, kan men de stad Gods zien
liggen. Het is zoo'n wonderbaarlijk gezicht, dat het lijkt als kon een
kind haar bereiken binnen een zomerdag. En een kind kan dat ook. Maar
voor mij en mijns gelijken gaat het niet zoo gemakkelijk. Wat wij ons
een enkel oogenblik misschien eigen maken, verliezen wij weer in de
lange uren die volgen met haar looden voeten. Het is zoo moeilijk de
ziel te houden op "de hoogten die zij machtig is te winnen". Wij
denken in de eeuwigheid, maar wij bewegen traag door den tijd; en hoe
traag de tijd gaat voor ons die gevangen zitten, behoef ik niet nog
eens te vertellen, evenmin als van de loomheid en de wanhoop die komen
terugkruipen in onze cel en in de cel van ons hart met zulk een
vreemdsoortige volharding dat wij om zoo te zeggen ons huis voor haar
komst moeten sieren en bezemen als voor een onwelkom gast of voor een
bitsen meester of voor een slaaf wiens slaaf het ons lot of onze keus
is te zijn.
En, al kunnen op het oogenblik mijn vrienden, dit slecht gelooven,
toch is het niet minder waar dat voor hen die leven in vrijheid,
ledigheid en gerief, het gemakkelijker is de lessen van den deemoed te
leeren dan voor mij die den dag begin met neder te knielen om den
vloer mijner cel te reinigen. Want het leven in de gevangenis met zijn
eindelooze onthoudingen en beperkingen maakt ons opstandig. Het
schrikkelijkste er van is niet dat het iemands hart breekt--harten
zijn er voor om gebroken te worden--maar dat het iemands hart tot een
steen maakt. Van tijd tot tijd heeft men het gevoel dat men enkel met
een bronshard voorhoofd en hoonstarre lippen door den dag kan heen
komen. En hij die in den st
|