n
denkbeelden die ik hier op eigen gelegenheid vorm, op het rechte pad
ben, blijkt mij uit het feit dat ik nu voor het eerst sinds mijn
gevangenschap een werkelijke begeerte heb om te leven.
Er wacht mij zooveel werk dat ik het als een verschrikkelijke ramp zou
beschouwen indien ik stierf voor het mij vergund werd er tenminste een
klein deel van te volbrengen. Ik zie nieuwe mogelijkheden van
ontwikkeling in de kunst en in het leven, waarvan elk een nieuwe vorm
van vervolmaking is. Ik begeer te leven om te kunnen onderzoeken wat
voor mij niet meer of minder dan een nieuwe wereld is. Wenscht gij te
weten wat deze nieuwe wereld is? Gij kunt het wel raden, denk ik. Het
is de wereld waarin ik geleefd heb. Smart en al wat smart ons
onderwijst, is mijn nieuwe wereld.
Vroeger leefde ik uitsluitend voor genot. Ik schuwde lijden en smart
van welken aard ook. Ik haatte beide. Ik besloot, voor zoover dat
mogelijk was, geen acht op hen te geven, om hen, wil ik zeggen, te
behandelen als vormen van gebrekkigheid. Zij maakten geen deel uit van
mijn levensplan. Zij hadden geen plaats in mijn wijsbegeerte. Mijn
moeder die het leven in zijn geheel kende, placht mij vaak enkele
regels van Goethe aan te halen, die door Carlyle geschreven waren in
een boek dat hij haar jaren geleden gegeven had, en die door hem, als
ik het goed heb, als volgt vertaald waren:
"Who never ate his bread in sorrow,
Who never spent the midnight hours
Weeping and waiting for the morrow,--
He knows you not, ye heavenly powers."
Deze regels placht die edele koningin van Pruisen, welke Napoleon met
zoo grove ruwheid behandelde, aan te halen in haar vernedering en
ballingschap. Deze regels haalde mijne moeder vaak aan in de
moeilijkheden van haar meergevorderd leven. Ik weigerde volstrekt de
ontzaggelijke waarheid die er in geborgen ligt, aan te nemen of toe te
geven. Ik kon ze niet bevatten. Ik herinner mij zeer wel, hoe ik haar
placht te zeggen dat ik geen lust had mijn brood in smart te eten of
een enkelen nacht door te brengen in weenen en wachten op een
bitterder dageraad.
Ik kon niet denken dat dit een der bijzondere dingen was, die het lot
voor mij had weggelegd, dat ik inderdaad een heel jaar lang van mijn
leven bestemd was weinig anders te doen. Doch zoo is mijn deel mij
toegemeten, en pas in de laatste maanden na verschrikkelijke
moeilijkheden en worstelingen is het mij gelukt enkele der lessen te
verstaan, die verscholen liggen in het
|