in de
gedachte gekomen.
--Ja, waarlijk, vervolgde hij na eenig peinzen, de schilder zal ze
gekend hebben en die woorden, tot eene les voor het nageslacht, in hunne
trekken hebben willen uitdrukken.
--Waarom heeft hij ze er niet onder geschreven? vroeg ik.
--Er onder geschreven? herhaalde mijnheer v. N.---- mij weder met
verwondering aanziende, doch daarop glimlachende, vervolgde hij:--Wel,
het is mogelijk, dat hij van plan was, die woorden als motto onder de
schilderij te plaatsen, maar dat de dame dit niet heeft verkozen!
--Wel, wel! zeide mevrouw Van N.---- lachende, het is immers niet waar,
wat gij daar van tante vertelt?
--Zoo waar, zeide haar echtgenoot, als het op die gelaatstrekken
duidelijk te lezen staat, al heeft een kind het mij moeten wijzen.--Zij
was toch eene vrouw met edele eigenschappen, maar zij sprak deze woorden
onder het woeden der partijschappen, in 1795, in tijden van blinden
haat: zij met haar gansche geslacht getrouw aan het toen verwijderde
vorstenhuis verkleefd. Zij sprak zoo van een dominee, die, ook met
hoogst laakbare heftigheid en verbittering, der andere partij was
toegedaan. Het is droevig, dat haat en hartstocht op eene schoone ziel
zulk eene vlek kunnen werpen, maar laten wij haar niet te hard
veroordeelen; zulke tijden maken zulke menschen.
En zich weder in zijne overdenkingen terugtrekkende, prevelde mijn
vader:--Of de schilder die woorden gekend zou hebben?
* * * * *
Wij waren nog eenigszins onder den indruk van het gehoorde, toen, onze
plompe boerendienstmeid, trouw als goud, met hare verweerde
mahoniehouten armen, licht kwam brengen. Toen zij dit op de tafel zette,
werden haar ontdaan gelaat en roode oogen zichtbaar.
--Wat is er gebeurd? vroeg moeder zacht. Zij gaf geen antwoord, en zoo
het mogelijk ware, dat hare donkerroode wangen een hooger tint aannemen,
zou ik zeggen, dat zij bloosde.
--Wat is er meid? herhaalde moeder zacht, en op eene aanmoedigende
wijze. Geen antwoord. Zij begint te beven en een tip van het blauwe
harde schort wordt opgevat en daarmede met kracht in een der oogen
gewreven.
--Kind, wees voorzichtig! zei moeder, wrijf je oog niet uit! Komaan, zeg
mij, wat er is gebeurd; wees niet bedeesd! Heb je je knip verloren?--of
heeft Jasper je verlaten?--of--of--en mijne moeder keek ernstiger, je
hebt immers niets kwaads gedaan?
--Het is--kapot, zei ze eindelijk tusschen hare snikken door, ik
geloof--dat de--e k
|