nie. Het waren niet alleen uitwendige trekken--die altijd enigszins
gemaskerd zijn--van het gelaat, die hierop waren afgebeeld, maar het was
alsof de onbekende schilder zijne penseelen in, de ziel van het
oorspronkelijke had gedoopt en met de diepste verven en tinten uit haar
hart het afbeeldsel vervaardigd. Met die tinten had hij de geheimste
trekken van haar karakter geteekend, en die slechts licht en dun
overdekt, juist even genoegzaam om de toen levenden wel te doen
nadenken, doch hun geen aanstoot te geven (de schilder had in haar
karakter een hevigen hartstocht ontdekt), en wel wetende, dat de tijd,
de dunne verflaag afvretende, later met grootere waarheid zijn portret
zou voltooien.
Wondervolle, geheimzinnige kunst! Zonder dat ik van dit alles toen reeds
bewust was, bezat het portret altijd eene geheimvolle aantrekkelijkheid
voor mij, en in de schemeruren na den maaltijd nam ik dikwijls de
gelegenheid waar om mijn vader te ondervragen.
* * * * *
--Wel, antwoordde mijnheer Van Nijwoude, er was eens iemand, die zeide:
ik wou, dat ik zijn kop had en er soep van kon koken! raad eens wie dat
zeide....
--Natuurlijk een kok of een slager, die van een kalf of varken sprak,
zei mijne moeder, want het was juist in den slachttijd en hare gedachten
waren daarmede vervuld.
--Neen, zei mijnheer Van N.----, bedenkelijk het hoofd schuddende,--de
kop, waarop die woorden doelden, was die van een mensch, een
christenmensch, en wel van een dominee.
Ik dacht terstond aan de Kanibalen, waarvoor Robinson Crusoe, en ik met
hem, eens zoo geschrikt was, en ik opperde de veronderstelling, dat het
misschien een van die heeren was, die dit gezegd had.
--Neen, zei mijnheer Van N.---- weer bedenkelijk knikkende, de persoon,
die deze woorden sprak, was ook een christenmensch, ja zelfs ene
vrouw--het was--tante. En hij wees naar het bewuste portret.
--O, dat is het! dat is het! riep ik opeens uit, dat is dat wonderlijke
en onbegrijpelijke van het gezicht! Nu weet ik eindelijk, wat het is!
Vader, heeft de schilder dat geweten, heeft hij die woorden gekend?
--Heeft de schilder die woorden gekend, zei mijnheer Van N.---- mijne
woorden herhalende, zooals hij gewoon was, wanneer hij iets opmerkelijks
in eene vraag vond, en terwijl hij mij met de uiterste verbazing
beschouwde.--Zonderlinge jongen;--heeft de schilder die woorden gekend?
Zonderling, en die opmerking, die een kind maakt, is mij nog nooit
|