FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96  
97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   >>   >|  
ren, behoeft nauwelijks opgemerkt te worden. Mijnheer Tjilp had er dikwijls de smartelijkste ondervinding van gehad, en dit had wel bijgedragen om bij hem die stille gevoeligheid te ontwikkelen. Maar zijn geloof aan het schoone werd daarom toch niet uitgeroeid. --Jongen, zei hij mij meermalen, ik geloof wel, dat de menschen het leven somtijds leelijk maken, maar bestaat daarom toch het schoone niet overal? Daar hebt gij de kunst, onuitputtelijke bron van schoonheid: zie naar de lucht en de boomen, de natuur, even onuitputtelijke bron.... en in het leven, och, er moet natuurlijk in het wereldplan ook leed en boosheid voorkomen, maar waarom kunt gij niet de zonzijde zoeken in plaats van de schaduw? --Maar, zeide ik, mijnheer Tjilp! het gebeurt toch dikwijls, dat onze zon achter de wolken is. --Jongen, ik kan je bij ondervinding verzekeren, dat het dan toch altijd verwarmend en verheugend is, naar de zonzijde van anderen te kijken. --Geloof me, geloof me, zeide hij mij een anderen keer, het schoon is in zijn verheven zin een der stralen van den glans van dat wezen, dat de menschen godheid noemen: zoek het, bevorder het, bemin het, want het is een van de middelen, die den mensch tot haar kunnen terugvoeren. * * * * * Hij kon soms verwonderlijk mooi spelen, mijnheer Tjilp, zoo verwonderlijk mooi, dat de meeste menschen het leelijk zouden gevonden hebben; maar zoo, dat, ik wil er om wedden, Mozart en Weber geen watten in hunne ooren zouden verlangd hebben als zij hem gehoord hadden; Zoo verwonderlijk, dat het soms net was alsof men een veel beter mensch was, soms alsof men haast lust zou hebben gehad een traan te laten glippen. Nu en dan speelde hij voor ons in den tuin, als het een warme zomeravond was, en als dan de duisternis viel, en de lucht om ons heen in eene zee van harmonie herschapen was en gelijk een zoete adem ons oor en onze ziel streelde, en de sterren opkwamen, en er telkens eene nieuwe begon te flonkeren, dan was het alsof die sterren aankwamen om te luisteren en alles scheen mij een wonderlijk betooverde wereld en mijnheer Tjilp, die zooveel schoons en liefelijks kon scheppen,--een _groot man_. En zonderling, als het licht werd aangestoken, dan was het maar een dun, oudachtig mannetje, die met zijne magere handen op eene oude vedel speelde. Dan was de betoovering gebroken. Was dan de wellust, die de, ziel genoten en de ideale kring, waarin zij eene wijle vertoefd h
PREV.   NEXT  
|<   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96  
97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   >>   >|  



Top keywords:

verwonderlijk

 

geloof

 

mijnheer

 

menschen

 
hebben
 

anderen

 

onuitputtelijke

 
mensch
 

sterren

 
zonzijde

dikwijls

 

ondervinding

 
speelde
 

zouden

 

daarom

 
schoone
 

Jongen

 
leelijk
 

gelijk

 

hadden


gehoord

 

herschapen

 

verlangd

 
harmonie
 

glippen

 

zomeravond

 

duisternis

 

liefelijks

 

handen

 

magere


oudachtig

 

mannetje

 

betoovering

 

waarin

 

vertoefd

 

ideale

 
gebroken
 
wellust
 
genoten
 

aangestoken


aankwamen
 

luisteren

 

scheen

 

flonkeren

 

streelde

 

opkwamen

 

telkens

 

nieuwe

 

wonderlijk

 

betooverde