an Boetius mede, en
leende dien aan een der jongens.
Zoo kwam het eigenlijk, dat de Boetius uit de bibliotheek was
weggeraakt, ten gevolge waarvan de schoomnaaksters verdacht en geweerd
werden, want ik durfde eerst de ware toedracht niet te bekennen, en het
spinnekoppennest niet mocht worden schoongemaakt.
Zoo zitten de belangrijkste gebeurtenissen aan allerlei nietsbeduidende
draden vast. De belangrijkste gebeurtenissen, zeg ik, want het
schoonmaken van de bibliotheek was er eene. Geene zaak was er in huis,
die met zoveel omzichtigheid moest behandeld worden, geen punt zoo
teder, geen roerde zoo vele gemoedsaandoeningen, en niets, dat mijnheer
Van N.---- zoo uit zijn humeur bracht.
* * * * *
--Vertel nog eens wat van dat portret vroeg ik eens aan mijn vader, op
het afbeeldsel eener dame wijzende, dat zich bijzonder van mijne
kinderlijke verbeelding had meester gemaakt.
Er hingen in onze woonkamer verscheidene familieportretten. Sommige
heeren hadden roode rokken aan en bepoederde hoofden, andere harnassen;
dames waren er met torenhoge kapsels, met japonnen, die veel lieten zien
van het _onbeschaemde moij_, waarover Huygens de dames van zijn tijd
berispte, of met hooge stijve keurzen en breede kragen: sommige met
fronsen, anderen met nu honderdjarigen glimlachen, die nog op het gelaat
blonken, nu die lippen al lang tot stof waren vergaan en zich vermengd
hadden met de aarde, waaruit de misschien distels en brandnetels,
misschien bloemen hadden doen opgroeien.
Al die portretten, met gezichten, die de kenmerken hunner eeuw
dragen--want wie oude portretten bestudeerd heeft, zal zien, dat elke
eeuw hare eigene soort van zeden en gedachten,--al die portretten
vervulden mijne jeugdige verbeelding en waren de vormen, waarin de
nevelbeelden mijner phantasie zich hulden, de gestalten, waarin de
personen mijner denkbeeldigen wereld zich kleedden; maar er was er, dat
altijd en bij herhaling mijne aandacht zoozeer trok, als dat _eene_
portret.
Het was het beeld van eene oud-tante, waarvan de sterk sprekende trekken
krachtig uit de met rocaille-krullen gesneden lijst en den donkeren
achtergrond naar voren kwamen. Zij was op veertigjarigen leeftijd
afgebeeld. Zij had een fier oog en vasten mond en was versierd met eene
muts met oranje-wit-blauw lint en een zwart satijnen mantel met kap,
gevoerd met oranjezijde.
Het stuk was breed geschilderd en met veel talent, ja met eene vonk van
ge
|