zwavelzure magnesia, broommagnesium en koolzure kalk; gij ziet dus
dat chloorsodium er in merkbare hoeveelheid in voorkomt; dit sodium
haal ik uit het zeewater en ik stel er mijne elementen uit samen."
"Uit sodium."
"Ja mijnheer, met kwik vermengd vormt het een amalgama, dat in de
Bunsensche elementen het zink kan vervangen; het kwik wordt nooit
opgelost; dit is slechts het geval met het sodium, doch dit levert
de zee mij telkens weder op; bovendien moet ik u zeggen, dat de
sodiumzuilen als zeer sterk werkend moeten beschouwd worden en dat hare
electrieke kracht dubbel zoo groot is als die van zuilen van zink."
"Ik begrijp, kapitein, dat het sodium in uwe omstandigheden
voortreffelijke diensten bewijst. Gij vindt het in de zee, goed;
maar gij moet het er uithalen, en hoe doet gij dat? Uwe zuilen
zouden misschien daartoe kunnen dienen, doch als ik mij niet bedrieg,
dan moet het verbruik van sodium in uwe elementen de voortgebrachte
hoeveelheid verre overtreffen."
"Daarom verschaf ik het mij niet op die wijze, mijnheer, en ik gebruik
daarvoor zeer eenvoudig steenkolen."
"Die gij in den grond vindt?" vroeg ik.
"Neen, in zee," antwoordde kapitein Nemo.
"Kunt gij dan uwe onderzeesche kolenmijnen ontginnen?"
"Wacht maar, mijnheer Aronnax, en gij zult ons bezig zien. Ik vraag
u slechts wat geduld, omdat gij daartoe toch den tijd hebt. Herinner
u evenwel voortdurend, dat ik alles aan den Oceaan verschuldigd ben;
de zee verschaft mij electriciteit, en deze geeft aan de Nautilus
warmte, licht, beweging, kortom het leven."
"Maar toch niet de lucht, welke gij inademt?"
"O, ik zou zelfs de noodige lucht kunnen vervaardigen, doch dit
behoeft niet, omdat ik naar de oppervlakte der zee terug keer, als
ik het goed vind. Wanneer de electriciteit mij niet al de noodige
zuivere lucht verschaft, dan brengt zij toch pompen in beweging, welke
de lucht in een vergaarbak te zamen perst, waardoor ik, als ik wil,
mijn verblijf in de diepte kan verlengen."
"Kapitein," antwoordde ik, "ik kan u slechts bewonderen. Gij hebt
zeker de ware kracht der electriciteit uitgevonden, welke de menschen
zonder twijfel later zullen vinden."
"Ik weet niet of zij die wel zullen vinden," antwoordde de kapitein
koel. "Hoe het ook zij, gij kent nu het voornaamste gebruik, hetwelk
ik van deze kracht maak; zij verlicht ons met eene gelijkmatigheid
en een duur, welke het zonlicht niet bezit; ziehier, dit uurwerk,
het is electriek en loopt rege
|