te hebben, dat Kitty geen neiging voor hem toonde
en zoo al meer. De hoofdzaak echter, dat zij voor haar dochter een
betere partij verwachtte, roerde zij niet aan, ook niet dat Lewin
haar niet bizonder aantrok en dat zij hem niet begreep.
Toen Lewin zoo plotseling vertrok, was de vorstin zeer verheugd en
zeide zegevierend tot haar echtgenoot:
"Ziet ge nu wel, dat ik gelijk had?"
Toen Wronsky verscheen, was haar vreugde nog grooter, terwijl zij in
haar meening versterkt werd, dat Kitty niet alleen een goede, maar
een schitterende partij moest doen. Voor de moeder waren Lewin en
Wronsky niet op een lijn te stellen.--Bij den eersten mishaagde haar
de eigenaardige ruwheid, waarmede hij zijn meening uit kon spreken;
zijn stijfheid in gezelschap, die ze aan trots toeschreef, en zijn,
naar haar meening, onbeschaafde levenswijze op het land, waar hij
zijn dagen sleet in den omgang met boeren en vee. Verder beviel het
haar niet, dat hij, ofschoon hij Kitty beminde, twee maanden lang bij
hen in- en uitgegaan was en zich gedragen had, alsof hij nog op iets
wachtte, of hij steeds overwoog, of het niet een al te groote eer voor
Kitty zijn zou als hij een aanzoek deed. Hij moest toch begrijpen,
dat men niet in een huis, waar zich een volwassen jonge dame bevond,
kon verkeeren, zonder zich te verklaren. En hij! zonder verklaring was
hij plotseling vertrokken. "Gelukkig, dat hij zoo wenig aantrekkelijks
heeft en dat hij Kitty onverschillig is," dacht de moeder.
Wronsky daarentegen beantwoordde aan al haar wenschen. Zeer
rijk, beschaafd, voornaam, op het punt zich bij het hof een
schitterende militaire carriere te veroveren; kortom een door en door
beminnenswaardig man. Men zou hem niet beter kunnen wenschen. Op alle
bals maakte hij Kitty in het oog loopend het hof, danste met haar en
bezocht regelmatig haar huis, zoodat men niet aan den ernst van zijn
plannen kon twijfelen. Maar met dat al leefde de moeder den geheelen
winter in buitengewone onrust en opwinding.
De vorstin had voor dertig jaar door bemiddeling van een tante haar
huwelijk gesloten. De bruidegom, van wien men vooraf haarfijn alles
wist, kwam om zijn bruid te monsteren en zich door haar te laten
monsteren. De bemiddelaarster bespeurde de wederzijds ontvangen
indrukken en deelde ze aan beide partijen mede; die indrukken waren
aan beide zijden gunstig geweest. Toen was op een daarvoor bepaalden
dag het aanzoek bij de ouders gedaan en aangenomen geworden. Dit was
|