ingers. Zelfs op de voeten lag bloed als was het daarop neergedrupt,
zelfs bloed op de hand, die het mes niet had vastgehouden. Bekennen?
Zou het meenen, dat hij zijn misdaad moest bekennen? Zichzelven
aangeven en ter dood doen veroordeelen? Hij lachte. Hij gevoelde, dat
de gedachte alleen reeds onmogelijk was. Buitendien, zelfs al bekende
hij, wie zou hem gelooven? Van den vermoorde man was geen spoor meer
te vinden. Alles wat hem behoorde was vernietigd geworden. Wat er
beneden van hem gebleven was, had hij verbrand. De wereld zou hem gek
verklaren. Men zou hem opsluiten, zoo hij volhield ... toch was het
zijn plicht te bekennen, openlijk zijne schande te lijden, openlijk
zijn straf te ondergaan. Er was een God, die de menschen opriep om
hunne zonden te belijden voor de aarde en voor den hemel. Niets kon
hem meer zuiveren voor hij zijne zonden beleden had. Zijne Zonde! Hij
haalde de schouders op.
Basils dood scheen hem van weinig beteekenis toe. Het was een
onrechtvaardige spiegel, de spiegel van zijn ziel, waarin hij blikte.
IJdelheid? Veinzerij? Was er dan niets anders geweest in zijne
zelfonthouding? Ja, er was meer geweest. Ten minste, hij meende het.
Maar wie kon het zeggen?... Neen. Er was niets meer in geweest. Uit
ijdelheid had hij haar gespaard. Uit huichelarij had hij het masker
van braafheid gedragen. Uit nieuwsgierigheid had hij die
zelfonthouding beproefd. Dat zag hij nu alles in.
Maar die moord, zou die hem zijn geheele leven achtervolgen? zou zijn
verleden steeds als een last op hem blijven drukken?
Moest hij waarlijk bekennen? Nooit! Slechts een bewijs bestond er
tegen hem. Het portret, dat was het bewijs. Hij zou ook dit
vernietigen. Waarom het zoo lang bewaard? Eens had hij er genoegen in
gevonden het te zien veranderen en verouderen. Sinds lang was dit
genoegen voorbij. Het hield hem 's nachts wakker. Als hij weg was
geweest, had hij angsten gevoeld, dat andere oogen het zouden zien.
Het had melancholie gebracht over zijne passies. De herinnering er aan
had hem menig oogenblik van genot vergald. Het was hem geweest als een
geweten. Ja, het was zijn geweten zelve. Hij zou het vernietigen.
Hij zag rond en bemerkte het mes waarmee Basil Hallward vermoord was.
Hij had het vele malen schoongemaakt, tot er geen smetje meer op
bleef. Het was schoon en het glinsterde. Zooals het den schilder
gedood had, zoo zou het nu ook zijn werk vernietigen en alles wat
daarmee samenhing. Het zou het verleden doo
|