el, en in verscheidene talen; heeft de Waereld gezien;
speelt keurlyk op 't Clavier; is zindelyk over haar huishouden,
naarstig; modieus, doch niet opzichtig gekleedt; een weinig gekapt,
wel te vreden met ons, zo als wy met haar. Gezelschappen heb ik hier
nog niet gezien. Juffrouw Letje is een lief vriendelyk meisje, niet
zoo levendig als ik: zy zucht meermaal; waarom weet ik nog niet. Zy
leest gaarn, zingt fraai, en is, alles in eens gezeit, als de meeste
meisjes, die niet veel goed of kwaad bedryven. De twee andere Dames
heb ik nog maar eens aan 't middagmaal gezien: beiden hebben goede
manieren; en, schoon ik de jongste ben, behandelen ze my met veel
beleeftheid. Zy gaan veel uit, schynt het. Letje is meer t'huis nu
zy my heeft, dan van te voren, zegt de heusche Weduwe Spilgoed.
't Is raar! alles is zo wel naar myn zin, en echter ik ben niet
gerust. U heb ik kwalyk behandelt, en weet niet hoe of gy my
beschouwt. Acht ik u dan hoog? heb ik uwe achting voor myn geluk
nodig?
Letje kwam daar by my; ziende dat ik geschreit had, was zy zeer met my
bewogen. "Wat scheelt er aan, Liefje," zei zy. "Och niets," zei ik,
"maar ik ben my zelf moede, o die Brief, die Brief!" Zy zag dien
leggen, maar weet te wel wat de betaamlykheid eischt, om onbescheiden
te zyn. Zy zag my aan, vatte myne hand, en 't was of zy my iets wilde
zeggen, doch, zich bedenkende: "Kom, Burgerhart," hervatte zy, "gy zyt
niet vrolyk: ik ben 't ook niet altoos, en dien wel by u te zyn om het
te wezen. Wil ik die solo eens zingen, die gy zo graag hoort? dat zal
u wat van u zelf verwyderen." Droevige toevlucht! dit toont wel dat
het hier, hier onder de borst, niet richtig is. Ik verlang en beef
teffens voor een Brief van u. Och! schryf alles wat gy maar wilt, zo
gy my maar in waarheid kunt schryven dat gy nog bemint
_Uwe Vriendin_,
S. BURGERHART.
VIJFTIENDE BRIEF.--Sophia Willis-Van Zon--Anna's Moeder--schrijft
Blankaart over Sara. Saartje heeft haar tante verlaten en woont nu
bij de wed. Spilgoed--wat ze _niet_ goedkeurt. Zij zelf kan Sara niet
nemen, want behalve voor achterklap vreest ze voor haar zoon Willem.
Willem is verliefd op Saar, en hij heeft geen geld, zij wel;
bovendien: _die twee passen niet voor elkaar_. Sara moet een man
hebben die haar aan kan; Willem is een lobbes.
ZESTIENDE BRIEF.--Anna Willis schrijft een allerdeugdzaamst en
vri
|