oorden en aanhalingen te geven,) dat lachen, praten,
badineeren, onder het spelen van de zielroerendste Treurspelen, thans
_du Ton_ is; en dat menig Champignon en Champignone de Fortune[1] daar
mede ontegenzeggelyk bewyzen, dat zy lieden van Rang zyn, en ten
minsten reeds deeze zes laatste jaren geweest zyn. Zeg je zo! was myn
antwoord; evenwel, al wierd ik altoos maar voor een Koopmans dochter
gehouden, ik meen deeze Certificatie van myn fatsoen niet mede te
nemen, om dat ik myne lieve Ouders niet in verdenking wil brengen, of
zy my ook wel hebben opgevoed.
Niettegenstaande deze en nog een half douzyn ongevalligheden, moet ik
u maar zeggen, kind, dat ik verzot ben op den Schouwburg; dat ik niet
kan begrypen, wat of men toch kan inbrengen tegen eene uitspanning,
die, wel ingericht, zo veel goeds kan uitwerken. Nu, dat mogen de
Geleerden afhaspelen, ik ga er heen, en dat wel zonder dat myn hart my
iets verwyt. Juffrouw Rien du Tout was zeer uit haar humeur, om dat wy
haar niet hadden mee genomen. 't Is myn schuld; ik vreesde, dat die
Beuzelagtige Woelgeest ons maar zou gehindert hebben: als wy weer gaan
zal ik haar zien in een Loge te plakken; daar zal zy zich beter
diverteeren dan by ons, die eenvoudig komen om te horen, te zien, te
wenen, of te lachen. Apropos, weet gy wel, dat het thans voor zeer
ongemaniert gehouden wordt, te schreijen by eene _Alsire_, en te
lachen by den _Francais a Londres_? Zie, dit alles a Gouverno, het kon
u te pas komen. Ik moet u nog al meer fraais verhalen.
Onlangs was ik met myn trouwen schildknaap op een Publiek Concert: Coo
hadt gehoort, dat er eene der eerste Zangeressen voor 't eerst zingen,
en dat Cavalini[2] het Clavier zoude tracteeren. Maar moest men geen
geduld hebben zo taai als een leren lap, (wil ik spreken,) om niet
toornigjes te worden, op de manier van doen van eenigen der Grote
Lieden? Daar snapten drie vier Dames zo luit, dat ik duidelyk hoorde,
hoe het discours ging over het Puce-Lint van een Coeffure. Ginds
stonden een paar Heertjes als een paar malle Jongens,--(zoude ik
zeggen, zo ik niet verstaan had, dat zy aanstaande Vaderen des
Vaderlands waren,) arm in arm, de heerlykste Muziek na te lollen, ons
en passant, eenige Cabriolen op de koop toe vereerende: en dat, terwyl
myn gehele ziel wegsmolt door het heerlykste Vocaal en Instrumentaal
Muziek, dat ik immer hoorde. Hoe is 't mooglyk zo ongevoelig te zyn!
ik spreek niet eens van het onvoegsame: men doet veel om du Ton
|