doet.
Me dunkt, Mevrouw, zeide ik, dat deeze beide jonge Dames u met allen
eerbied en genegenheid behandelen; dit moet my gunstig over haar hart
en verstand beide doen oordeelen.... "o Myn Heer, viel zy my in, het
zyn de beste kinderen, die ik immer kende. Maar myne Gunsteling
verdient, dat ik haar met die onderscheiding behandel, die myn hart
voor haar gevoelt. Juffrouw Brunier is een meisje, dat al de
geschiktheid heeft, om eene Vrouw van verdienste te worden; en hare
liefde voor Juffrouw Burgerhart maakt haar geneigt, om, in duizend
opzichten, beter te worden. Een verwaarloost karakter, myn Heer! vroeg
ouderloos, en geheel aan haar zelf overgelaten.... Doch Saartje is de
vreugd van myn leven; en ik bemin haar, of zy myn eigen dochter was.
Zoudt gy wel geloven, dat dit luchtige bolletje, dat zo vol potzen is,
en de zonderlingste invallen heeft, somtyds zeer bedaart met my kan
spreken? dat zy de ernstige schriften met aandagt leest; ja, dat ik
haar aanmerkingen over den Godsdienst hoor maken, die geheel nieuw, en
tevens geheel waarheid zyn? God geve, dat zy altoos haren eigen weg
ga, en door haar goed hart, 't welk niet vry is van wat achteloosheid,
niet verstikt worde door eene wel overlegde loosheid." Ik was geheel
aandagt. Zy ging voort: "Dat zelfde Meisje, dat zelf in uw byzyn haar
levendigheid niet kan bedwingen, heb ik, geduurende myne ziekte, niet
dan zwygent en schrijent gezien. Zy was niet te bewegen om my, zelfs
des nagts, aan de zorg myner bedienden toe te betrouwen. Ik heb, in al
die dagen, niets dan uit hare handen gebruikt. Uuren lang lag zy op
hare knieen voor Myn Ledikant, God met opgeheven handen biddende, doch
in zich zelf, om myne herstelling. Nu, mag ik zeggen, bestiert zy de
gehele huishouding. Oordeel uit dit weinige over haar karakter. Hadt
zy wat minder zucht om de Waereld te zien; doch dit, beken ik, is vry
sterk. Zo dat, myn Heer, ik zegen het uur, waar in deeze lieve
juffrouw by my gekomen is: de vermindering van mynen staat heeft
moeten dienen, om my dat geluk te bezorgen: moet ik des niet
vergenoegt zyn in die minderheid."
Mevrouw, zeide ik, ik geloof, dat Juffrouw Burgerhart immers zo veel
reden heeft om het uur te zegenen, waar in zy u leerde kennen. Ik
begryp levendig, dat zy aan u verpligtingen heeft, die zich alleen
door dankbare gevoelens van het geroerde hart laten betalen.... Ik
luisterde.... Is dat, vroeg ik, Juffrouw Burgerhart, die daar speelt?
"o Neen, myn Heer, zeide zy, zo
|